Unit 2,5 : Comparisons

Comparisons
We are going to learn how to make comparisons .

comparative 
(vergrotende trap + )
superlative 
(overtreffende trap ++ )
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Comparisons
We are going to learn how to make comparisons .

comparative 
(vergrotende trap + )
superlative 
(overtreffende trap ++ )

Slide 1 - Diapositive

Even terug naar wat je al kent
Als het goed is weet je van de Nederlands lessen  wat zelfstandignaamwoorden, werkwoorden, en bijvoegelijknaamwoorden zijn...

Slide 2 - Diapositive

Voorbeelden
een lang meisje, een mooi boek, een belangrijk onderwerp

Slide 3 - Diapositive

Met die bijvoegelijknaamwoorden kunnen we vergelijkingen maken
een langer meisje, het mooiste boek, een even belangrijk onderwerp

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn trappen van vergelijking?
De trappen van vergelijking gebruik je om 2 of meer dingen met elkaar te vergelijken.

v.b.
Mijn zus is ouder dan jouw zus.
Dit is het beste boek dat ik ook heb gelezen.

Slide 5 - Diapositive

De 3 trappen
Trap 1: Positive degree
big / beautiful / good / bad / intelligent

Trap 2: Comparative degree
bigger / more beautiful / better / worse / more intelligent

Trap 3: Superlative degree
biggest / most beautiful / best / worst / most intelligent

Slide 6 - Diapositive

-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 7 - Diapositive

-er / -est
Bij woorden van twee lettergrepen die eindigen op -er, -le, -or of -ow:
 little littler (the) littlest
narrow narrower (the) narrowest
gentle gentler (the) gentlest

Slide 8 - Diapositive

more / most
Bij woorden van twee (zonder -er, -le, -or of -ow op het eind)
of meer lettergrepen
gaan de trappen als volgt:

beautiful / more beautiful than / the  most beautiful
interesting / more interesting than / the most interesting
stunning / more stunning than / the most stunning
tilted / more tilted than / the most tilted

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

as ... as
Als je wilt zeggen dat 2 dingen (bijna) hetzelfde zijn dan gebruik je as ... as (net zo ... als)

You're as tall as my brother.
She is as old as her cousin.
Your girlfriend is almost as pretty as mine.

Slide 11 - Diapositive

Spellingsregel 1
Woorden van twéé lettergrepen op -y krijgen ook -er / -est

Happy / Happier than / The happiest

Pretty / Prettier than / The prettiest

Slide 12 - Diapositive

Spellingsregel 2
Uit je hoofd leren
Good / better than / the best
Bad / worse than / the worst

Little  / less than / the least 
many - much / more than / the most

Slide 13 - Diapositive

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 14 - Quiz

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 15 - Quiz

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 16 - Quiz

My friend is ____ my brother. (fat)

Slide 17 - Question ouverte

It's a watermelon inside a watermelon, it's ____ thing I've ever seen! (beautiful)

Slide 18 - Question ouverte

She is ____ in English than her classmates. (good)

Slide 19 - Question ouverte

This is ____ film I've seen. (terrifying)

Slide 20 - Question ouverte

Can you make comparisons?
A
Yes, I can.
B
No, I can't. I need some more help.

Slide 21 - Quiz

To round off/ Class activity
Ask yourself if you know about comparisons and the rules we spoke about.

Then do exercise 5 & 6, p75. 

Slide 22 - Diapositive

Remember to do your homework




Check your agenda in itslearning!

Slide 23 - Diapositive

Extra oefenen met 
de trappen van vergelijking?



Slide 24 - Diapositive