Oefentoets zinsdelen en woordsoorten | vwo jaar 1

Oefentoets Grammatica
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets Grammatica

Slide 1 - Diapositive

Werk zorgvuldig en denk goed na. 

Het zijn soms multiple choice vragen, maar wel vragen waar je langer over na moet denken. Je kan niet terugbladeren. 

We starten met woordsoorten en daarna de vragen over zinsdelen. 

Slide 2 - Diapositive

Snap je dat je niet terug kunt bladeren in deze toets?
Een gegeven antwoord kan je niet meer veranderen.
Ja, dat snap ik.

Slide 3 - Sondage

Woordsoorten

Slide 4 - Diapositive

Noteer van deze bewering
of deze juist of onjuist is.

Een voorzetsel staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Noteer van deze bewering
of deze juist of onjuist is.

Bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook
afgeleid zijn van een werkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Noteer van deze bewering
of deze juist of onjuist is.

Het woord 'het' is altijd een bepaald lidwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Benoem in de volgende vragen het rode woord door de juiste woordsoort ernaar toe te slepen.

Slide 8 - Diapositive

Tijdens de ochtendspits zijn die treinen meestal overvol. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 9 - Question de remorquage

Tijdens de ochtendspits zijn die treinen meestal overvol. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 10 - Question de remorquage

Tijdens de ochtendspits zijn die treinen meestal overvol. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 11 - Question de remorquage

Tijdens de ochtendspits zijn die treinen meestal overvol
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 12 - Question de remorquage

De man met die krullende snor
zal je wel bekend voorkomen. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 13 - Question de remorquage

De man met die krullende snor
zal je wel bekend voorkomen. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 14 - Question de remorquage

De man met die krullende snor
zal je wel bekend voorkomen. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 15 - Question de remorquage

De journalist weet al welke partij
de verkiezingen zullen gaan winnen. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 16 - Question de remorquage

De journalist weet al welke partij
de verkiezingen zullen gaan winnen. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 17 - Question de remorquage

Volgens mij zit mijn ouders wat dwars. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 18 - Question de remorquage

Volgens mij zit mijn ouders wat dwars. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 19 - Question de remorquage

Volgens mij zit mijn ouders wat dwars. 
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Voorzetsel 
Bijwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord

Slide 20 - Question de remorquage

Tijdens het eten had ik hem
graag willen ontmoeten.

In deze zin …
A
... zit één werkwoord
B
... zitten twee werkwoorden
C
… zitten drie werkwoorden
D
… zitten vier werkwoorden

Slide 21 - Quiz

Zin 1: Ik weet niet wanneer hij precies komt.
Zin 2: Hoe heb je dat uitgevogeld?

A
In zin 1 zit een bijwoord en zin 2 een vragend voornaamwoord
B
In zin 1 en 2 zit een bijwoord
C
In zin 1 en 2 zit een vragend voornaamwoord
D
In zin 1 zit een vragend voornaamwoord en zin 2 een bijwoord;

Slide 22 - Quiz

Wat zit jij diep na te denken over die vraag!

In deze zin staan achtereenvolgens de volgende woordsoorten:
A
bw – hww – onbep. vnw – bn – vz – bw – zww – vz – aanw. vnw – zn
B
bw – hww – pers. vnw – bw – vz – bw – zww – vz – aanw.vnw - zn
C
vr. vnw – zww – pers. vnw – bw – vz – bw – zww – vz – aanw. vnw – zn
D
vr. vnw – hww – pers. vnw - bw – bw – bw - zww – vz – aanw. vnw – zn

Slide 23 - Quiz

Zinsdelen

Slide 24 - Diapositive

Welk boek lees jij voor je presentatie?
Persoonsvorm
(deel van het) Werkwoordelijk Gezegde
Lijdend Voorwerp
Meewerkend Voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke Bepaling

Slide 25 - Question de remorquage

Mijn ouders vind ik soms mateloos irritant. 
Persoonsvorm
(deel van het) Werkwoordelijk Gezegde
Lijdend Voorwerp
Meewerkend Voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke Bepaling

Slide 26 - Question de remorquage

Zou hij de docent toestemming hebben gevraagd?
Persoonsvorm
(deel van het) Werkwoordelijk Gezegde
Lijdend Voorwerp
Meewerkend Voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke Bepaling

Slide 27 - Question de remorquage

Vanwege haar hekel aan stank gaat
ze niet mee naar de dierentuin. 
Persoonsvorm
(deel van het) Werkwoordelijk Gezegde
Lijdend Voorwerp
Meewerkend Voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke Bepaling

Slide 28 - Question de remorquage

Overal in de kamer liggen Sara's kledingstukken. 
Persoonsvorm
(deel van het) Werkwoordelijk Gezegde
Lijdend Voorwerp
Meewerkend Voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke Bepaling

Slide 29 - Question de remorquage

Mijn kleine broertje van 3 eet al
keurig netjes met mes en vork.
Persoonsvorm
(deel van het) Werkwoordelijk Gezegde
Lijdend Voorwerp
Meewerkend Voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke Bepaling

Slide 30 - Question de remorquage

De laatste twee vragen zijn open vragen. Goed nadenken en misschien eerst op papier uitproberen voordat je jouw antwoord geeft. 

Slide 31 - Diapositive

Maak zelf een zin in de aangegeven volgorde.
Gebruik alleen de gegeven zinsdelen.

lv – pv/wg – ow – bwb – bwb – rest wg

Slide 32 - Question ouverte

Maak zelf een zin in de aangegeven volgorde.
Gebruik alleen de gegeven zinsdelen.

mw – pv/wg – ow – lv – bwb – rest wg

Slide 33 - Question ouverte

Dat was de oefentoets. Vergelijkbare vragen zullen op de echte toets worden gesteld. Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

Welk cijfer denk je te gaan
halen op de echte toets?
010

Slide 35 - Sondage

Vergeet niet om later nog eens in te loggen en te kijken naar welke antwoorden goed of fout waren.

Slide 36 - Diapositive

Veel succes met het voorbereiden van de toets Nederlands en al je andere toetsen!

Slide 37 - Diapositive