NN argumentatie

argumentatie
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

argumentatie

Slide 1 - Diapositive

Argumenteren?

Slide 2 - Carte mentale

Argumentatie
Standpunt
+
Argumenten

=

Argumentatie

Slide 3 - Diapositive

Argumentatiestructuur
- Argumentatie: het geheel van standpunt en argumenten
- Argumentatiestructuur: hoe de argumentatie geordend is

                            -> Dit kan op drie manieren:

1.Enkelvoudige argumentatie: een standpunt met één argument
2.Nevenschikkende of meervoudige argumentatie: een standpunt met twee of meer argumenten

3. Onderschikkende argumentatie: een standpunt met een argument dat door één of meer subargumenten ondersteund wordt



Slide 4 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie

Standpunt 

 

Argument



Voorbeeld:

Het 9e uur op vrijdag moet afgeschaft worden.

    

Want de leerlingen hebben daar helemaal geen zin in.



Slide 5 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach (s),
want zij heeft al veel ervaring (a).

Slide 6 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
Een voorbeeld:



Slide 7 - Diapositive

Nevenschikkende/ meervoudige argumentatie

    Standpunt 

                               

argument / argument / argument


Voorbeeld:

   Het 9e uur op vrijdag moet afgeschaft worden.

                                                                                                                                                       

De leerlingen hebben er geen zin in. / Daarnaast zijn er ook geen studie-uren. / Bovendien is het dan altijd lekker weer.



Slide 8 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie

Standpunt

  ↑

Argument

  

Argument


Voorbeeld:

Het 7e uur op vrijdag moet afgeschaft worden.
                    ↑              

De leerlingen hebben er dan helemaal geen zin meer in.

                               ↑                       

Dat heeft een negatief effect op de leeropbrengst.



Slide 9 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 10 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Een voorbeeld in de argumentatiestructuur:




Slide 11 - Diapositive

Standpunt of argument?
[Omdat oude auto's heel vervuilend zijn], mogen ze niet meer in het centrum komen.


A
standpunt
B
argument

Slide 12 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
standpunt
B
argument

Slide 13 - Quiz

Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken. [Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen].
A
standpunt
B
argument

Slide 14 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
Nevenschikkend

Slide 15 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Quiz

Huiswerk
Kan je het nu zelf? 
Neem het blokjesschema over van opdracht 1, vraag 6.
Vul het standpunt en de argumentatie a t/m f in de blokjes in. Noteer alleen de letters

Slide 17 - Diapositive

Hulpkaart

Slide 18 - Carte mentale

Een steunkaart maken
Wat heb je nodig om deze stof goed te begrijpen? 
Maak in een drietal 1 steunkaart. Zie hiervoor de reader op blz....
Je mag hiervoor alles gebruiken: papier, digitaal, tekenen, tekst. 
In de volgende les gaan we aan de slag met een tekst
Dan ga je testen of de steunkaart werkt. 


Slide 19 - Diapositive

Ik kan nu standpunt en argument, feitelijke en waarderende argumenten herkennen
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage