V4 - modale hulpwerkwoorden

V4 - K2 - die Modalverben
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

V4 - K2 - die Modalverben

Slide 1 - Diapositive

Heute: Modalverben
- Start/Wiederholungsaufgabe: Aufgabe 17 (Seite 77)
- Wiederholung Theorie Kapitel 2: Modalverben 
- Hausaufgaben machen (C - Grammatik)
- Mündliche Prüfung vorbereiten 

Leerdoel: 
- Aan het einde van deze les kan ik de zes belangrijkste modale hulpwerkwoorden in het Duits (dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen) herkennen en correct gebruiken in zinnen. 
- Aan het einde van de les begrijp ik de verschillende betekenissen van deze hulpwerkwoorden en kan ik deze toepassen in zinsverband.

Slide 2 - Diapositive

Start/Wiederholungsaufgabe
Aufgabe 17 (Seite 77)




Fertig? --> Aufgaben 18 und 19
timer
5:00
Tip: Grammatikschema 

Slide 3 - Diapositive


mögen

dürfen 
müssen
sollen
lusten / houden van 
moeten (wil van een ander)
moeten (noodzakelijk)
mogen

Slide 4 - Question de remorquage

wollen
möchten
können
wissen
kunnen
weten 
willen 
willen (wens)

Slide 5 - Question de remorquage

Modalverben

Slide 6 - Diapositive

die Übersetzung 
  • dürfen  = mogen, toestemming hebben
  • können = kunnen, in staat zijn
  • mögen  = lusten, lekker vinden, houden van
  • müssen = moeten, als noodzaak (het kan niet anders, wet)
  • sollen  = moeten, als wens van een ander, aanraden, bevel
  • wollen = willen
  • wissen = weten
möchten = zou graag willen (wordt heel anders vervoegd dan de andere werkwoorden)

Slide 7 - Diapositive

Präsens
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
möchten
ich
muss
kann
darf
soll
will
mag
möchte
du
musst
kannst
darfst
sollst
willst
magst
möchtest
er/sie/es
muss
kann
darf
soll
will
mag
möchte
wir
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
möchten
ihr
müsst
könnt
dürft
sollt
wollt
mögt
möchtet
sie/Sie
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
möchten

Slide 8 - Diapositive

regels tegenwoordige tijd
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam (behalve bij sollen)
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm.

Slide 9 - Diapositive

Checkvraag:
Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 10 - Quiz

Präteritum
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
ich
musste
konnte
durfte
sollte
wollte
mochte
du
musstest
konntest
durftest
solletest
wolltest
mochtest
er/sie/es
musste
konnte
durfte
sollte
wollte
mochte
wir
mussten
konnten
durften
sollten
wollten
mochten
ihr
musstet
konntet
durftet
solltet
wolltet
mochtet
sie/Sie
mussten
konnten
durften
sollten
wollten
mochten

Slide 11 - Diapositive

regels verleden tijd
1.  geen Umlaut!
2. uitgangen komen overeen met de uitgangen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd. 

Slide 12 - Diapositive

Theorie modale hulpwerkwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Sondage

Hausaufgaben
Für Mittwoch, den 2. Oktober: 
Kapitel 2 (C): Aufgaben 17 + 18 + 19 + 20 + 21 + 22 + 24 + 25

Je mag eventueel de steropdracht (opdracht 29) maken en daarvoor in de plaats twee van bovenstaande opdrachten naar keuze overslaan.

Slide 14 - Diapositive

Welke vragen heb je nog over de modale hulpwerkwoorden en wat wil je graag herhaald hebben de volgende les?

Slide 15 - Question ouverte