Kapitel 4 - München - Lektion 4

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Kapitel 4 - München - Lektion 4

Heute

- Unterrichtsziele

- Erklärung Grammatik A

- Machen Aufgabe 10 bis zum 12

- Abschluss der Stunde 

- Ausblicken zu nächster Stunde

Unterrichtsziele

- Je kent de voorzetsels met de vierde naamval. 

Voorzetsels met de vierde naamval

Er zijn voorzetsels die een bepaalde naamval met zich meebrengen. 

Zo zijn er voorzetsels die altijd de vierde naamval met zich meebrengen.

door	durch	Wir fahren durch d en Tunnel.
voor	für	Der Platz ist für sein en Vater.
tegen	gegen	Ich spiele heute gegen mein en Bruder.
zonder	ohne	Ohne d ie Eintrittskarte kommen wir nicht rein.
om	um	Peter joggt eine Runde um d en Park.

Schema A: der-Gruppe

Bij de der-Gruppe horen de woorden: der, die das, dies-, jed-, manch-, solch-, all- en welch-. 

 

Naamval	Zinsdeel	der (m)	die (v)	das (o)	die (mv)
+1	HIJ onderwerp	d er Mann dies er Mann welch er Mann	di e Frau dies e Frau welch e Frau	da s Kind dies es Kind welch es Kind	di e Kinder dies e Kinder welch e Kinder
+4	HEM lijdend voorwerp	d en Mann dies en Mann welch en Mann	di e Frau dies e Frau welch e Frau	da s Kind dies es Kind welch es Kind	di e Kinder dies e Kinder welch e Kinder

Schema B: ein-Gruppe

Bij de ein-Gruppe horen ein-, kein- en de bezittelijke voornaamwoorden: mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-. 

Naamval	Zinsdeel	der (m)	die (v)	das (o)	die (mv)
+1	HIJ onderwerp	ein Mann mein Mann	ein e Frau mein e Frau	ein Kind mein Kind	kein e Kinder mein e Kinder
+4	HEM lijdend voorwerp	ein en Mann mein en Mann	ein e Frau mein e Frau	ein Kind mein Kind	kein e Kinder mein e Kinder

Stappenplan

Stap 1: Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.

Stap 2: Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?

Stap 3: Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort. 

Beispiel 1 

Mein Vater kauft für mein... Schwester neue Sportschuhe. 

Stap 1: Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.

Stap 2: Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?

Stap 3: Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort. 

Beispiel  2

Sie will lieber ohne mein... Vater Schuhe kaufen gehen. 

Stap 1: Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.

Stap 2: Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?

Stap 3: Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort. 

Beispiel 3

Sie macht sich Sorgen um d... Spiel (o) am Samstag. 

Stap 1: Kijk naar het woord waarvan je de uitgang zoekt. Hoort deze bij de der- of ein-Gruppe.

Stap 2: Kijk naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord. Welk geslacht (m, v, o of mv) heeft deze?

Stap 3: Kijk naar het voorzetsel / zinsdeel waar dat zelfstandig naamwoord bij hoort. 

An die Arbeit 

Was? Mache Aufgaben 10 bis zum 12 von Lektion 1 

Wie? Individuell (In Ruhe) 

Hilfsmittel? Theorieblatt

Ergebnis? Je kent de voorzetsels met de vierde naamval en kunt de juiste uitgangen in de zinnen plaatsen. 

Fertig? Oefen met de grammaticatrainer (Versterk jezelf) in de onlinemethode - Na Klar! 

Abschluss der Stunde

Welke lesdoelen heb je behaald en welke niet? 

Wat kun je nog doen om deze lesdoelen wel te behalen? 

Nenne die Präpositionen mit dem vierten Fall.

für meine Schwester

1. Richtig
2. Falsch

durch der Lehrer

1. Richtig
2. Falsch

ohne meine Kinder

1. Richtig
2. Falsch

Ausblick zu nächster Stunde

- Je kunt de werkwoorden met -a en -e in de stam vervoegen. 

- Je kent het verschil tussen zwakke en sterk werkwoorden. 

Kapitel 4 - München - Lektion 4

Heute

- Unterrichtsziele

- Wiederholung Grammatik A

- Nachschauen Lektion 1 

- Erklärung Grammatik D 

- An die Arbeit 

- Abschluss der Stunde 

- Ausblicken zu nächster Stunde

Wiederholung

Je krijgt vragen gesteld die gaan over de bezittelijke voornaamwoorden en vaste voorzetsels met een vierde naamval. 

Beantwoord de vragen zo goed mogelijk!

Een bezittelijk voornaamwoord?.....

1. staat alleen
2. geeft een bezit aan

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

1. hij, zijn, hun
2. onze, haar, mijn
3. zij, jullie, jouw
4. mijn, jouw, u

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw

1. Ihr-
2. ihr-
3. dein
4. euer

Bezittelijk voornaamwoord:
haar

1. sein(e)
2. ihr(e)
3. mein(e)
4. dein(e)

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn

1. sein(e)
2. ihr(e)
3. mein(e)
4. dein(e)

Voorzetsels vierde naamval - Welke is juist?

1. durch, für, gegen, ohne, um
2. duch, fur, gegen, ohne, um
3. dürch, für, gegen, ohne, um

Wat is de 'ein-Gruppe'?

1. een lijst met woorden die rijmen
2. persoonlijke voornaamwoorden
3. bezittelijke voornaamwoorden + ein en kein
4. woorden die altijd een -e er achter krijgen

Wat is de der-Gruppe?

1. dies-, jed-, welch-, all-, manch-, solch-
2. mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-

Hast du gegen euer... Lehrer verloren?

1. euer
2. euere
3. eueren

Nein, ich habe gegen kein... Lehrer verloren.

Gegen welch... Team (o) müsst ihr noch gewinnen?

1. welch
2. welche
3. welchen
4. welches

Wir müssen noch gegen ein... Mannschaft (v) von der Goethe-Schule gewinnen.

Hast du den Platz für dein... Freundin freigehalten?

1. dein
2. deine
3. deinen
4. deines

Nein, ich habe den Platz für dies... Frau dort freigehalten.

Sind die neuen Schuhe für ein... Fest (o)?

1. ein
2. eine
3. einen
4. eines

Nein, die Schuhe sind für kein... Fest.

Grammatik D - Sterke werkwoorden met -a of -e in de stam

Erklärung von den starken Verben mit einem -a oder -e im Stamm

Starke Verben mit -a im Stamm

Starke Verben mit -e im Stamm

An die Arbeit

Was? Mache Aufgaben 8 und 9 von Lektion 4 

Wie? Individuell oder zu zweit

Ergebnis? Je kunt de werkwoorden met -a en -e in de stam vervoegen.