TC A2 TAALPLUS

Fijn dat je er bent! 
Welke emoji past vandaag bij jou?
Goedemorgen!

Fijn dat je er bent. 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2 Inburgering/alfabetisering volwasseneducatieBeroepsopleiding

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Fijn dat je er bent! 
Welke emoji past vandaag bij jou?
Goedemorgen!

Fijn dat je er bent. 

Slide 1 - Diapositive

VANDAAG:

6.4 - Vacature 

6.5 - Luisteren naar / Zorgen voor

6.6 - Informatie vragen over een vacature



Slide 2 - Diapositive

       Aan het eind van de les...
1. Je kan een bericht op een                                   antwoordapparaat goed begrijpen.
2. Je kan 5 zinnen maken met het 
    goede voorzetsel.
3. Je kan drie vragen maken over
    een vacature.

Slide 3 - Diapositive

A2   6.4 Vacatures

Slide 4 - Diapositive

 
Luisteren naar een bericht op een antwoordapparaat.
Oefening 38

Slide 5 - Diapositive

Luister zo naar antwoordapparaat 1 en
geef antwoord op de vraag:
Kan Sebastiaan op zaterdag bellen naar kado.nl?

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Antwoordapparaat 1
Kan Sebastiaan op zaterdag bellen naar kado.nl?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Luister zo naar antwoordapparaat 2 en
geef antwoord op de vraag:
Hoelang moet Joy wachten op een medewerker van het uitzendbureau?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Antwoordapparaat 2
Hoelang moet Joy wachten op een medewerker van het uitzendbureau?
A
1 minuut
B
1 uur
C
3 minuten
D
3 kwartier

Slide 11 - Quiz

Luister zo naar antwoordapparaat 3 en
geef antwoord op de vraag:
Wanneer kan Najib
het bedrijf bellen?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Antwoordapparaat 3
Wanneer kan Najib
het bedrijf bellen?
A
ma-vrij van 8 - 2
B
ma-zat van 9 - 2
C
ma-don van 9 tot 2
D
ma-vrij van 9 - 2

Slide 14 - Quiz

6.5 - Luisteren naar
  - Zorgen voor

Slide 15 - Diapositive

Jan spaart ...... een nieuwe laptop.
A
aan
B
voor
C
met
D
op

Slide 16 - Quiz

Ahmad geeft een boek .... zijn vrouw.
A
met
B
voor
C
aan
D
naar

Slide 17 - Quiz

Sonja schenkt koffie ... haar kop.
A
met
B
tegen
C
voor
D
in

Slide 18 - Quiz

Jij kan goed omgaan ... kinderen.
A
met
B
tegen
C
voor
D
in

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Lien

Spreken  (breakout room)
Kijk naar het werkblad.
(Je hebt ieder een ander blad.)
Cursist A: Noem  een werkwoord.
Cursist B: Welk voorzetsel hoort erbij?

Maak ook nog een zin met het
werkwoord/ voorzetsel.
Spreken

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Lien

Maak nu zelf zinnen.
Gebruik in elke zin een voorzetsel.

Gebruik in elke zin een voorzetsel en een                verbindingswoord.
(en, of, want, maar, dus, omdat, als, toen, etc.)

Slide 24 - Diapositive

1. bedanken

Slide 25 - Question ouverte

2. genieten

Slide 26 - Question ouverte

3. drukken

Slide 27 - Question ouverte

4. geven

Slide 28 - Question ouverte

5. klagen

Slide 29 - Question ouverte

6.4 - Vacatures

6.5 - Luisteren naar - Zorgen voor


6.6 - Informatie vragen over een vacature


Slide 30 - Diapositive

Luister naar de tekst en
geef antwoord op deze vragen:
1.  Welk diploma heb je nodig voor                      postbezorger?
2. Wat moet Angela zelf meenemen
     naar de baan?
3. Wat betekent vergoeding?

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Lien

1. Welk diploma heb je nodig voor postbezorger?

Slide 33 - Question ouverte

2. Wat moet Angela zelf
meenemen naar de baan?

Slide 34 - Question ouverte

3. Wat betekent vergoeding?

Slide 35 - Question ouverte

Huiswerk:
* Maak 6.8:  boek + computer + dictee

* Zoek een vacature en geef antwoord op de vragen

Slide 36 - Diapositive



25 april - Rena

Laatste les voor de Meivakantie


14 mei - Mary Lou

Eerste les na de Meivakantie

Slide 37 - Diapositive

Terugkijken
1. Welk woord heb je
     vandaag geleerd?
2. Wat was nieuw in de les?
3. Wat vond je leuk?
4. Wat vond je moeilijk?

Slide 38 - Diapositive

Terugkijken

Slide 39 - Question ouverte