K4E Les 14-09-2023 Questions-Negations + clip drugrunner

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Startklaar?

Ik heb mijn laptop bij mij en op tafel

Ik heb mijn tas op de grond

Ik heb mijn jas uit en over de stoel

Ik heb geen oortjes/koptelefoon in

Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak

Examenreis

VOOR woensdag 20 september (dus aanstaande woensdag) inleveren:

- Formulier (veiligheidskaart), volledig ingevuld en ondertekend

- Kopie van je paspoort/id-kaart

- Heb je geen paspoort/id-kaart dan moet je 2 pasfoto's inleveren

Niet inleveren --> Ga je niet mee op reis!

Leerdoelen

Ik kan vragen en ontkenningen maken in het Engels

Ik kan een video bekijken en hier in het Engels vragen over beantwoorden en over vertellen.

Questions?

Hoe zat het ook alweer?

Maak deze zin vragend: She has got a new laptop.

Maak deze zin vragend:
I talk too much

Maak deze zin vragend: They will buy the hotel on Ibiza.

Maak deze zin vragend:
It happens a lot lately.

Making Questions

Bij de werkwoorden: be, have got, can, could, will, should, may, might en must, verplaats je dit werkwoord helemaal naar voren

- I will help you --> Will I help you?

- You must pay taxes --> Must you pay taxes?

Making Questions

Bij de overige werkwoorden: gebruik do vooraan in de zin

- We do our homework --> Do we do our homework?

- He makes apple pie --> Does he make apple pie?

 (!Bij do altijd het hele werkwoord!)

Negations (ontkenningen)

Hoe zat het ook alweer?

Maak deze zin ontkennend: We will call you later.

Maak deze zin ontkennend: She sleeps in a hotel.

Negations

Bij de (hulp) werkwoorden: be, have got, can, could, will, should, may, might en must zet je not achter dit (hulp) werkwoord.

I am crazy --> I am not crazy

They could save them --> They couldn't save them

Negations

Bij de overige werkwoorden: gebruik je do

- You ate the cookies! --> You didn't eat the cookies.

- He steals money --> He doesn't steal money.

 (!Bij do altijd het hele werkwoord!)

Exercise 25A, page 22 workbook

1    Was that what you asked for?
2    Has everyone got something to drink?
3    Did you see the smile on her face?
4    Does this festival include live theatre?
5    Can there be more than one correct answer?
6    Did they know about the party?

Exercise 25B, page 22 workbook

1    Wasn't that what you asked for?
2    Hasn't everyone got something to drink?
3    Didn't you see the smile on her face?
4    Doesn't this festival include live theatre?
5    Can't there be more than one correct answer?
6    Didn't they know about the party?

Vraagwoorden

Vraagwoorden staan altijd aan het begin van de zin.

Vraagwoorden: who; what; when; why; how; which; where

Who knows the answer?

Which way do we need to go?

How much is the fish?

Exercise 26, page 22 workbook

1    Did you go shopping yesterday?
2    How do you know (that)?
3    Why didn't you say hello?
4    What did you buy?
5    Doesn't that cost a lot of money? / Didn't that cost a lot of money?
6    Haven't you got new shoes as well? / Haven't you also got new shoes?
7    Aren't you going to miss them? / Won't you miss them?
8    Why don't you do the same?

Speaker's Corner

First, watch the video
Try to answer these questions:
- what did the man do?
- what was/were his feeling/feelings?
- how does he change during the interview?

Speaker's Corner

Answer the following questions:
-   Would you do what this man did? Why (not)?
-  What would you do if one of your brothers/sisters/uncles/? did this? Would you help them if they got caught?
- You are the judge. How many years in prison would you give this man? Why this number?
- What do you think about his lawyer?

Voor vandaag klaar met oefenen?

- Oefen met de gesprekjes van Language Village

- English Essentials (via Magister Leermiddelen)

- Stepping Stones online (via Magister Leermiddelen)