unit 1, test words
Wat denk je zelf? Ken jij de woorden van Engels goed?
Ja
Nee
Ik heb geen idee
1 / 10
La durée de la leçon est: 20 minÉléments de cette leçon
Wat denk je zelf? Ken jij de woorden van Engels goed?
Ja
Nee
Ik heb geen idee
Slide 1 - Sondage
Vertaal de volgende woorden in het Nederlands: aunt, surname, father, sister, spring
Slide 2 - Question ouverte
Vertaal de volgende woorden in het Engels: getallen, vakantie, broer, winter, kinderen
Slide 3 - Question ouverte
Family members
seasons
countries
days
father
autumn
niece
Christmas
Greece
spring
wednesday
holiday
Turkey
winter
Germany
grandmother
Slide 4 - Question de remorquage
What family members do you see?
A
holiday
B
grandmother
C
nephew
D
sister
Slide 5 - Quiz
Which one are numbers?
A
seven, too
B
ten, one
C
Christmas
D
Uncle
Slide 6 - Quiz
Vertaal de volgende woorden:
country - public holiday - King’s Day
country - public holiday - King’s Day
Slide 7 - Question ouverte
Wat betekent: to have a party
A
Een feestje hebben
B
Een feestje geven
C
Een feestje krijgen
D
Naar een feestje gaan
Slide 8 - Quiz
Vertaal de volgende woorden: de maanden van het jaar, herfst, voornaam
