Grammatica De Brug: Les 3 (LV, MV en BWB)

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je het gezegde én lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden 


    

Slide 2 - Diapositive

Wat valt je op?
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.

Slide 3 - Diapositive

Wederkerende voornaamwoorden

Je
Me
Zich
Ons

Slide 4 - Diapositive

Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden hebben in het Nederlands ‘zich’ ervoor staan, bijvoorbeeld: ‘zich vergissen’.

Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in:
  1. verplicht wederkerende werkwoorden
  2. toevallig wederkerende werkwoorden.

Bij verplicht wederkerende werkwoorden hoort het voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Diapositive

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Er zijn twee soorten wederkerende werkwoorden.

Verplicht wederkerend werkwoord
Hoort bij een wederkerend voornaamwoord (me, je)
Het wederkerend vnw hoort hier bij het WWG
Gaat om iets wat je alleen zélf kunt doen.

Toevallig wederkerend werkwoord
Hoort niet altijd bij een wederkerend vnw, het is iets wat je ook voor een ander kunt doen. 
Het wederkerend vnw hoort hier bij het LV: heb jij je vermaakt?

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld wederkerend ww
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me).
Dit hoort bij het werkwoordelijk gezegde: vergis me

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld wederkerend ww
Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?

  1. Je kunt jezelf vermaken, maar ook een ander.
  2. Daarom noem je dit een toevallig wederkerend werkwoord. 
  3. Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (je).
  4. Hier hoort 'je' bij het lijdend voorwerp

Slide 8 - Diapositive


Verplicht wederkerende werkwoorden

zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 9 - Diapositive


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 10 - Diapositive

Toevallig wederkerende werkwoorden

Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:

Hij wast zich elke dag.

(ook mogelijk: Hij wast zichzelf elke dag of Hij wast de auto.)

wwg = wast        lv = zich

Slide 11 - Diapositive

Wat is het wwg?
Vanwege het arrestatiebevel houden we ons schuil in de heuvels.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het wwg?
In vlakke gebieden blijken boeren zich meer te ontfermen over zwakke dieren.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het wwg?
In het circus schijnen die jongens zich kostelijk te amuseren.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het wwg?
Tijdens de pauze verstop ik me vaak voor mijn klasgenoten.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het lv?
Tijdens de pauze verstop ik me vaak voor mijn klasgenoten.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het wwg?
De secretaresse herinnerde mij aan de afspraak met de journalist.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het lv?
De secretaresse herinnerde mij aan de afspraak met de journalist.

Slide 18 - Question ouverte

Zelf aan de slag
Maak (online): Grammatica, §3 ZD Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende ww, opdr.  1  t/m 4.

Ben je klaar?
1. Verder lezen in je leesboek.
2. Na overleg: HW ander vak afmaken.
3. Na overleg: toets ander vak leren.


Slide 19 - Diapositive

Einde van de les

Slide 20 - Diapositive