Hoofdstuk 2 - herhaling

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Herhalingsles 

Hoofdstuk 2

Een voorbeeld van inkomen uit arbeid is:

1. Geld dat je ontvangt als zakgeld.
2. Geld dat je krijgt als je iets verkoopt
3. Geld dat je verdient door te werken.
4. Geld dat je ontvangt via rente.

Wat is een voorbeeld van inkomen uit bezit?

1. loon
2. rente
3. zakgeld
4. uitkering

Wat is geen vorm van inkomen?

1. Bezit
2. Loon
3. Lenen
4. Overdracht

Een product kost in de winkel € 1,99.
Geld heeft hier de functie van

1. ruilmiddel
2. rekenmiddel
3. spaarmiddel
4. Betaalmiddel

Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon € 20 goedkoper is dan bij Bol.com.

1. Rekenmiddel
2. spaarmiddel
3. Ruilmiddel

Yara koopt voor €80
een tweedehands fiets.

1. Ruilmiddel
2. Spaarmiddel
3. Rekenmiddel
4. Betaalmiddel

Wat is géén spaarmotief?

1. uit voorzorg
2. voor een bepaald doel
3. voor de winst
4. voor de rente

Hoeveel is de rente na 2 jaar als je
€ 1000 op een rekening zet tegen
2% rente?

1. € 50,00
2. € 40,00
3. € 30,00
4. € 20,00

Jelte krijgt 1,5% rente over zijn spaargeld.
Op 1 januari 2021 bedraagt zijn spaargeld €1.500. Hoeveel staat er op zijn rekening als hij de rente ontvangen heeft?

1. €1.725
2. €1.650
3. €1.522,5
4. €1.522,50

Kredietkosten

(reken zelf uit)

Je leent € 8.500 en betaalt dit terug in 36 termijnen van 

€ 250.

Bereken de kredietkosten!

Uitwerking

36 * 250=€9000

€9000- €8500 = €500,-

Kredietkosten €500

Uitwerking

36 * 250=€9000

€9000- €8500 = €500,-

Kredietkosten €500

Je krijgt € 5,- zakgeld per week.
Hoeveel is dit per maand?

1. € 20,-
2. € 21,67
3. € 22,50
4. € 25,-

Wat is een voorbeeld van vaste lasten

1. een broodje kopen
2. kleding kopen
3. huur van een woning
4. groenten en fruit kopen

Wat is een voorbeeld van dagelijkse uitgaven

1. boodschappen doen
2. zwemlessen
3. abonnement telefoon
4. vakantie

Dagelijkse uitgaven zijn:

1. uitgaven van een huishouden en de kosten die regelmatig terug keren
2. gewone uitgaven voor boodschappen die je betaald van huishoudgeld
3. uitgaven die je niet zo vaak doet of waar je voor moet sparen

Een begroting is voor

1. voor de afgelopen maand
2. Voor de komende maand
3. voor nu

Welke soort uitgaven zijn de uitgaven voor het repareren van je fiets?

1. Incidentele uitgaven
2. Dagelijkse uitgaven
3. Kleine uitgaven
4. Vaste lasten

Wat is een begrotingstekort?

1. Inkomsten zijn groter dan uitgaven.
2. Uitgaven zijn groter dan inkomsten.

Je sluit een lening af
van € 5.000. Je wilt die
zo snel mogelijk terugbetalen.
Hoe hoog is de maandtermijn
die je gaat betalen?

1. 429 euro
2. 109 euro
3. 343 euro
4. 858 euro

Hoeveel betaal je in totaal
terug in 6 maanden?

1. 5148 euro
2. 1548 euro
3. 5418 euro
4. 8514 euro

Je leent € 200. In totaal betaal je € 215 terug voor deze lening.

Welk bedrag heb je als aflossing voor de lening betaald?

Je leent € 200. In totaal betaal je € 215 terug voor deze lening.

Welk bedrag heb je aan rente voor de lening betaald?

De contributie van de VV Quick 20 bedraagt € 25 per maand. Hoeveel is dit per week

1. € 5,77
2. € 6,25
3. € 6,00
4. € 5,50

Een abonnement op de Flair kost 3 per week hoeveel is dit met maand

1. € 12
2. € 13
3. € 12,50
4. € 13,50

Meneer Boet wil over twee jaar met zijn vrouw naar New York. Deze reis kost € 3000. Hoeveel moet meneer moet elke maand reserveren voor deze reis

1. € 100
2. € 125
3. € 150
4. € 175

Inkomen uit bezit

Inkomen uit arbeid

Overdrachtsinkomen

Uitkering

Rente

Loon of salaris

Huursubsidie

Vakantiegeld

Pacht

Dagelijkse uitgaven

Vaste lasten

Incidentele uitgaven

huur of hypotheek

vakantie

boodschappen

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen voor de rente
3. Sparen uit voorzorg

Manon heeft inmiddels € 200 gespaard. Nu ze extra gaat werken, kan ze
per maand in totaal € 67,50 sparen.
De scooter die Manon wil kopen kost € 1.350.

Hoeveel hele maanden moet Manon nog sparen om de scooter te kunnen
kopen?

1. 17 maanden
2. 18 maanden
3. 20 maanden

Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?

1. Ja
2. Nee

Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen. Dit noem je ...

1. Leenredenen
2. Lening
3. Leenmotieven
4. Leenmotivatie

De vergoeding voor het lenen van geld is ....

1. Krediet
2. Rente
3. Aflossing
4. Termijn

Mees haalt bij de Mediamarkt een grote TV. Deze betaald hij af in 24 maanden. We hebben te maken met een....

1. Persoonlijke lening
2. Koop op afbetaling

We hebben te maken met een consumptief krediet als...

1. je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
2. je geld leent voor het kopen van een woning
3. je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Je wilt een huis kopen. Welke lening gebruik je hiervoor?

1. hypothecaire lening
2. doorlopend krediet
3. persoonlijke lening
4. consumptief krediet

Wat is géén vorm van consumptief krediet?

1. Hypotheek
2. Salariskrediet
3. Persoonlijke lening
4. Doorlopend krediet

Noem de drie functies van geld:

Wat zijn kredietkosten?

1. de kosten van de rente
2. de kosten van een lening
3. de kosten die je betaalt voor een betaalrekening
4. creditcard kosten

Noem 3 spaarmotieven:

Klaar?

Je kunt nog meer oefenen door de 

herhalingsopdrachten + rekenopdrachten 

in je boek te maken