Lezen 3 les 1

Lezen 3: les 1 
Leestypen 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lezen 3: les 1 
Leestypen 

Slide 1 - Diapositive

Vorige les 
Hoofdstuk 'Gefixt' afgesloten met het maken van een filmpje.
Ik heb nog niet van iedereen het filmpje! 

Slide 2 - Diapositive

De leesmotor
Hoe werkt jouw leesmotor?

Lees je graag?
Heb je de afgelopen tijd veel gelezen?

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog van lezen 1 en 2?

Slide 4 - Question ouverte

Dit kan je verwachten in lezen 3
Les 2: signaalwoorden, hoe helpen ze jou met lezen?
Les 3: verwijswoorden, naar wie of wat verwijzen ze?
Les 4: wat doe je als je een tekst echt goed moet lezen?
Les 5: Oefenen met grondig lezen
Les 6: toets

Slide 5 - Diapositive

Deze les 
Je gaat in deze les:

  • bepalen welk leestype jij bent
  • opschrijven wat jouw leesuitdaging is, dus wat je wilt leren
  • teksten zoeken die jij wilt lezen

Slide 6 - Diapositive

Welk leestype ben jij?

Slide 7 - Diapositive

De mier: niet precies en langzaam


Je blijft moeite doen om goed te lezen, ook al gaat het niet vanzelf.
Technisch lezen gaat soms moeilijk.
Je bent soms al vergeten wat je hebt gelezen als je een zin verder bent.
Je weet soms niet veel van het onderwerp van de tekst.
Je wilt graag goed lezen, maar het is hard werken.
Je verliest wel eens de moed.
Het lezen lukt je wel een stuk beter als de tekst je interesseert.

Slide 8 - Diapositive

De cheeta: niet precies en snel
Je leest lang niet alles.
Je weet snel waar de tekst over gaat.
Al die details vind je niet zo boeiend.
Moeilijke woorden sla je vaak over.
Je kent ook niet alle woorden.
Als je de tekst goed moet begrijpen of leren, doe je dat een beetje oppervlakkig.

Slide 9 - Diapositive

De olifant: precies en langzaam 
Je leest alles, regel voor regel.
Je leest het soms nog een keer en je kijkt terug in de tekst.
Je wilt alles begrijpen.
Je leest de details, de grote lijn vergeet je wel eens.
Je weet veel van de tekst, maar het gaat niet supersnel.
Je kijkt niet altijd naar de tekst als geheel.

Slide 10 - Diapositive

De havik: precies en snel 
Je leest soms alles, soms alleen de buitenkant van de tekst.
Je weet wanneer je precies moet gaan lezen.
Je houdt de grote lijn in de gaten.
Je leest op een handige manier.
Je begrijpt al snel de hele tekst.
Je bent goed in lezen en hebt kennis van veel onderwerpen.

Slide 11 - Diapositive

Ben jij de mier, de cheeta, de olifant of de havik?

Slide 12 - Question ouverte

Maak opdracht 4, 5 en 6 van lezen 2

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 7: Heel veel teksten
  • Zoek in de blinkotheek naar twee teksten die jij helemaal zou wil lezen. (actuele teksten dus teksten die een beetje van deze tijd zijn, wat is er bijvoorbeeld in het nieuws nu?) 
  • Zoek echt een tekst die jij leuk vindt, de komende lessen gaan we met die teksten bezig. De tekst moet minimaal 1 a4'tje lang zijn.
  • Lever je twee teksten in. (dit kan via lezen 5 les 1 opdracht 7)

Slide 14 - Diapositive

Les 2 signaalwoorden 

Slide 15 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Je gaat:

bekijken welke leesstrategieën er ook alweer zijn
oefenen met grondig lezen
ontdekken hoe signaalwoorden je daarbij kunnen helpen.

Slide 16 - Diapositive

Leestrategieën
Leesstrategieën helpen je de tekst te begrijpen.
Je kunt strategieën gebruiken:
vóór het lezen
tijdens het lezen
na het lezen




Slide 17 - Diapositive

Leesstrategieën
Je kent uit Lezen 1 en 2 de volgende strategieën al:
vóór het lezen:
voorspellend lezen.
tijdens het lezen:
Ophelderen wat je niet meteen begrijpt
Vragen stellen aan jezelf
Samenvatten.


Slide 18 - Diapositive

Aan de slag met lezen opdr 1
Lees een van de teksten die jij hebt gekozen scannend.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 2: het verboden woord xxl
Werk samen in een groepje van vier.
Vertel elkaar om en om waarover de tekst gaat die je net hebt gelezen.
Daarbij zijn de volgende woorden verboden: en, of, maar, want, dus, daarom, omdat, daardoor, doordat, zodat, door, ook.
Houd bij hoeveel seconden ieder het volhoudt zonder de verboden woorden te gebruiken.
Betrapt op een verboden woord? Dan is de volgende aan de beurt.
Wie het langst aan het woord is geweest, heeft gewonnen.

Slide 20 - Diapositive

Maak opdracht 3 
Oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 21 - Diapositive