3VWO_grootheden-eenheden

Grootheden en eenheden
Belangrijke vaardigheden!
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grootheden en eenheden
Belangrijke vaardigheden!

Slide 1 - Diapositive

Wat is een grootheid?

Slide 2 - Question ouverte

Grootheid
  • Een meetbare eigenschap
  • Bijvoorbeeld: aantal, massa, kracht, snelheid, etc.
  • Elke grootheid heeft een afkorting van 1 grote of kleine letter, wordt gebruikt in formule

Slide 3 - Diapositive

Welke van deze is geen grootheid?
A
Newton
B
Lengte
C
Stroom
D
Spanning

Slide 4 - Quiz

Welke grootheden
kennen jullie?

Slide 5 - Carte mentale

Wat is de juiste letter voor elke grootheid?
Kracht
Snelheid
Vermogen
Massa
Stroom
Spanning
F
v
P
m
I
U

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is een eenheid?

Slide 7 - Question ouverte

Eenheid

  • De hoeveelheid waarin een grootheid gemeten wordt
  • Bijvoorbeeld: kilogram, Joule, Watt, meter per second, etc.
  • Elke eenheid heeft een afkorting van 1 of meer letters
  • Soms heeft een eenheid een voorvoegsel, om de orde van grootte aan te geven (nano, milli, kilo, mega, etc.)

Slide 8 - Diapositive

Welke van deze is geen eenheid?
A
Newton
B
Ampère
C
Ohm
D
Vermogen

Slide 9 - Quiz

Welke eenheden
kennen jullie?

Slide 10 - Carte mentale

Wat is de juiste letter voor elke eenheid?
Meganewton
Milligram
Nanoseconde
Ohm
Meter
Meter per seconde
MN
mg
ns
Ω
m
m/s

Slide 11 - Question de remorquage

Wat is de juiste eenheid voor elke grootheid?
Energie (E)
Stroom (I)
Vermogen (P)
Kracht (F)
Spanning (U)
Tijd (t)
Kilowattuur (kWh)
Ampère
Watt (W)
Newton (N)
Volt (V)
Seconde (s)

Slide 12 - Question de remorquage

Voorvoegsels eenheden

Slide 13 - Diapositive

SI-voorvoegsels

Slide 14 - Diapositive

0,28 A = ... mA
A
0,00028 mA
B
28 mA
C
280 mA
D
0,028 mA

Slide 15 - Quiz

14 kN = ... mN
A
14.000.000 mN
B
14.000 mN
C
0,014 mN
D
0,000014 mN

Slide 16 - Quiz

3,5 uur = ... sec
A
210
B
12600
C
350
D
3500

Slide 17 - Quiz

22 mA = ... MA
A
0,022 MA
B
0,000022 MA
C
22.000 MA
D
0,000000022 MA

Slide 18 - Quiz