Persoonsvorm, onderwerp, zinsdelen
1 / 21
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Slide 5 - Diapositive
Ik had na dat leuke weekend echt geen in school.
Slide 6 - Question ouverte
Toen mijn zakgeld op was kon ik geen
chocola meer kopen in de pauze.
chocola meer kopen in de pauze.
Slide 7 - Question ouverte
Hoeveel zinsdelen zie je hier?
Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 8 - Quiz
Bij mijn oma doe ik altijd spelletjes met mijn nichtje als we daar logeren.
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Vidéo
Hoe kun je persoonsvorm dus ook alweer vinden?
Slide 11 - Question ouverte
Zet deze zin in een andere tijd:
We hebben een taart gemaakt.
We hebben een taart gemaakt.
Slide 12 - Question ouverte
Verander het aantal in deze zin:
We hebben een taart gemaakt.
We hebben een taart gemaakt.
Slide 13 - Question ouverte
Maak een vraagzin van deze zin:
We hebben een taart gemaakt.
We hebben een taart gemaakt.
Slide 14 - Question ouverte
De persoonsvorm heeft drie kenmerken.
Wat is de persoonsvorm?
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken
Slide 15 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Ik kom vanavond een uurtje later.
Ik kom vanavond een uurtje later.
A
later
B
kom
Slide 16 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
We moesten veel antwoorden invullen.
We moesten veel antwoorden invullen.
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
0
Slide 19 - Vidéo
De leerlingen hadden
de toets goed gemaakt.
de toets goed gemaakt.
Slide 20 - Carte mentale
De jongens uit de
tweede klas waren
alweer te laat.
tweede klas waren
alweer te laat.
