5.2 & 5.3

5.2 & 5.3
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

5.2 & 5.3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag 5.2 & 5.3
- leerdoelen 5.2
- Uitleg 5.2
- zelfwerktijd
- leerdoelen 5.3
- Uitleg 5.3
- quizz 5.2 & 5.3
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5.2 verbranding
leerdoelen:
Aan het einde van de les  kan je...
  • Een chemisch reactieschema opstellen;
  • het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding aangeven;
  • de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
  • Maatregelen herkennen om een brand te voorkomen of te blussen en deze in verband brengen met de drie voorwaarden.


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kan je vuur
uitdoven?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Drie voorwaarden voor verbranding
3 voorwaarden:
  • brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Temperatuur verlagen
  • Blussen
      met water

  • Kaarsje
      uitblazen 
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zuurstof wegnemen
  • Blussen
      met schuim
  • Zand
  • Blusdeken
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Brandstof wegnemen
  • Gaskraan dicht
     draaien
  • Uit laten
     branden
  • Brandgangen
     maken in het
     bos
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maar wat is nou eigenlijk verbranding? Wat gebeurt er en hoe komt het dat de ene vlam blauw is en de andere oranje?
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbranding is een chemische reactie
Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen en ontstaan nieuwe stoffen. 
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbrandingsreactie
aardgas + zuurstof --> koolstofdioxide + waterdamp
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



  • voldoende zuurstof
  • reactieproduct
     koolstofdioxide en waterdamp


  • onvoldoende zuurstof
  • reactieproduct
     roet of koolmonoxide
Volledige verbranding
Onvolledige verbranding
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Koolmonoxide
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ff zelfwerken
- Bezig met het huiswerk 5.2

klaar?
ga alvast bezig met 5.3
timer
15:00
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5.3 warmtetransport
leerdoelen:
Aan het einde van deze paragraaf kan je...
  • drie soorten warmtetransport noemen;
  • voorbeelden noemen van een geleider of een isolator.
  • herkennen wanneer er sprake is van geleiding, straling en stroming.
  • aangeven wat infraroodstraling is.
  • Toelichten hoe ze zeestromen en luchtstromen zorgen voor warmtetransport.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Warmte VS temperatuur
Warmte
Warmte is de hoeveelheid energie die zich verplaats van een voorwerp met een hoge temperatuur naar een voorwerp met een lage temperatuur.
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Warmtetransport
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geleiding
  • Warmte wordt van de ene plaats in een vaste stof doorgegeven aan een andere plaats. 
  • Moleculen geven warmte door, door tegen elkaar te trillen. 
  • De moleculen blijven op hun plaats.
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 18 - Diapositive

Demo lucifers laten zien
Stroming
  • Warmte verplaatst zich door de beweging van een gas of vloeistof.

  • Een warme vloeistof of gas is lichter waardoor het opstijgt.
Het water zorgt ervoor dat elk deel van het eten in contact komt met de warmte, terwijl het tegelijkertijd voorkomt dat het eten te heet wordt op 1 plek en daardoor zal verbranden.
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 19 - Diapositive

Demo kaliumpermanganaat laten zien.
HOT
COLD
Warmte verplaats zich alleen als er sprake is van een temperatuurverschil

Warmte stroomt  
van hoge naar lage
 temperaturen
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Straling
  • Warmte verplaatsing door straling.
    Als deze straling door een voorwerp wordt geabsorbeerd wordt dit voorwerp warm.

  • Er is geen tussenstof nodig.

  • Het kampvuur zendt zichtbare warmtestraling (licht) en onzichtbare warmtestaling (infraroodstraling) uit. 
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Straling
Het zilverfolie weerkaatst de
straling waardoor de warmte bij
de kampeerder blijft.

HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Straling
Elk voorwerp zendt straling uit.
Des te hoger de temperatuur van
het voorwerp des te hoger de stralingsenergie van de
uitgezonden straling. 


HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5.5 Zelfstudie

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ff zelfwerken
HW: 
5.2: 18, 21, 26, 28, 29
5.3: 37, 38, 43, 44

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quizzz

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor elke verbranding is zuurstof nodig?
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De tegels van de badkamer voelen koud aan als je er met je blote voeten op gaat staan.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je zit naast een kampvuur en voelt de warmte op je gezicht.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Via de golfstroom komt veel warm zeewater van de evenaar naar de noordzee.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom worden radiatoren niet bij het plafond opgehangen?

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een verbranding verdwijnt de brandstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zolang er maar genoeg zuurstof is blijft het vuur branden
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een onvolledige verbranding ontstaat er alleen koolstofdioxide
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht.
Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een bosbrand wordt de brand op een plek gehouden tot dat stuk is opgebrandt
Welke brandvoorwaarde neem je weg?
A
Zuurstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Brandstof

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor elke verbranding is zuurstof nodig?
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een verbranding verdwijnt de brandstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zolang er maar genoeg zuurstof is blijft het vuur branden
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een onvolledige verbranding ontstaat er alleen koolstofdioxide
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht.
Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een bosbrand wordt de brand op een plek gehouden tot dat stuk is opgebrandt
Welke brandvoorwaarde neem je weg?
A
Zuurstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Brandstof

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerkopdracht
https://www.proefjes.nl/proefje/067

Slide 47 - Diapositive

Klassikaal bekijken, op volgende dia leerlingen een voorspelling laten doen.
Voorspelling huiswerkopdracht: wat verwacht je dat er gebeurt?

Slide 48 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions