2G / 2 Vwo, chapitre 3, Phrases clés C et G Fous de shopping (2025)
1 / 43
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
le pantalon
la jupe
la robe
le pull
les chaussures
la taille
essayer
le marché
le vêtement
hésiter
een beetje
echt, werkelijk
de trui
de broek
twijfelen
het kledingstuk
vraiment
un peu
de rok
de jurk
de schoenen
passen/proberen
de kledingmaat
de markt
Slide 2 - Question de remorquage
Traduis: wat wil je kopen?
Slide 3 - Question ouverte
Traduis: Ik zoek een cadeau voor lucas.
Slide 4 - Carte mentale
Traduis: Waar houdt hij van?
Slide 5 - Carte mentale
Traduis: Hij houdt van sport en videogame.
Slide 6 - Carte mentale
Traduis: Wat vindt hij leuk om te dragen.
Slide 7 - Question ouverte
Traduis: Hij draagt altijd sportschoenen en een pet.
Slide 8 - Question ouverte
traduis: Gaan we naar Pimkie?
Slide 9 - Carte mentale
Traduis: Oké! Laten we gaan!
Slide 10 - Carte mentale
Slide 11 - Diapositive
Écris une invitation d'environ 30 mots à tes ami(e)s. sur whatsApp. utilise vouloir et pouvoir. Nodig je vrienden uit om ergens heen te gaan. Stel voor wat jullie daar kunnen doen. Denk ook aan plaats en tijdstip.
Slide 12 - Question ouverte
Traduis: Hij is niet slecht. Wat kost hij?
Slide 13 - Question ouverte
Traduis: ja ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen.
Slide 14 - Question ouverte
Traduis: Hoe vind je deze blauwe spijkerbroek?
Slide 15 - Question ouverte
Traduis: Dat is niet duur.
Slide 16 - Question ouverte
traduis: Hij kost (maar) dertig euro.
Slide 17 - Question ouverte
Traduis: Ik ga hem passen.
Slide 18 - Question ouverte
Traduis: Welke maat heb je ?
Slide 19 - Question ouverte
Traduis: Ik heb S of M
Slide 20 - Carte mentale
Traduis: Ik heb s of m.
Slide 21 - Question ouverte
Traduis: Hier is een M.
Slide 22 - Question ouverte
Traduis: jammer, hij is te groot.
Slide 23 - Question ouverte
Traduis: Gaan we deze winkel in?
Slide 24 - Question ouverte
Traduis: Goed idee! wil je iets kopen?
Slide 25 - Question ouverte
lelijk
hip, in de mode
sportif, sportive
l'anniversaire
d'abord
ensuite
prendre rendez-vous
viens!
le sac
le T-shirt
les lunettes de soleil
de sportschoenen
de verjaardag
moche
het T-shirt
de tas
les baskets
de zonnebril
branché(e)
sportief
eerst
afspreken
daarna
kom!
Slide 26 - Question de remorquage
les bottes
faire du shopping
avoir besoin de
l'argent
dépenser
le magasin
la chose
utile
rigolo
vaak
drôle
noodzakelijk
het geld
de laarzen
souvent
lollig
nécessaire
grappig
shoppen, winkelen
nodig hebben
uitgeven
het ding
de winkel
nuttig
Slide 27 - Question de remorquage
assez
tout de suite
la semaine
mettre
écoute!
c'est promis
un instant
on y va !
Je comprends
Utiliser
finir
expliquer
aantrekken, aandoen
nogal, genoeg
gebruiken
Ik begrijp het
uitleggen
afmaken
direct, meteen
de week
luister!
één moment
belooft
laten we gaan !
Slide 28 - Question de remorquage
Slide 29 - Question de remorquage
Slide 30 - Question de remorquage
Slide 31 - Question de remorquage
Slide 32 - Question de remorquage
Slide 33 - Question de remorquage
Slide 34 - Question de remorquage
Slide 35 - Question de remorquage
Qu'est-ce que tu
as fait pendant les vacances? NB: tu dois utiliser le passé composé
as fait pendant les vacances? NB: tu dois utiliser le passé composé
Slide 36 - Carte mentale
Slide 37 - Diapositive
wat weten jullie over 'Les bonnes affaires' (chap 3) Voca a et b
Slide 38 - Carte mentale
la jupe
le pull
