M2 CH5 Samenvatting

M2 CH5 Samenvatting
Woorden bron E + F + C en D
De ontkenning
Een vraag stellen 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

M2 CH5 Samenvatting
Woorden bron E + F + C en D
De ontkenning
Een vraag stellen 

Slide 1 - Diapositive

De ontkenning
Niet / geen --> Ne ... pas
Ne persoonsvorm pas

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm
Eerste werkwoord in de zin!

Slide 3 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: J'ai mal au ventre
A
ai
B
mal
C
au
D
ventre

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Tu vas voir le docteur?
A
tu
B
vas
C
voir
D
docteur

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Tu fais du sport?
A
tu
B
fais
C
du
D
sport

Slide 6 - Quiz

Welke zin in de ontkenning klopt?
A
Je n'ai mal au ventre
B
N'jai pas mal au ventre
C
J'ai pas mal au ventre
D
Je n'ai pas mal au ventre

Slide 7 - Quiz

Welke zin in de ontkenning klopt?
A
Je ne mange beaucoup de fruits
B
je mange pas beaucoup de fruits
C
Je ne mange pas beaucoup de fruits
D
Je ne mange beaucoup de fruits pas

Slide 8 - Quiz

Welke zin in de ontkenning klopt?
A
Ce n'est pas possible
B
Ne c'est pas possible
C
C n'est pas possible
D
C'est pas possible

Slide 9 - Quiz

Andere ontkenningen
Ne ... plus --> niet meer
Ne ... jamais --> nooit
Ne ... rien --> niets
Ne ... pas encore --> nog niet

Slide 10 - Diapositive

Niet meer
nooit
niets
nog niet
Ne ... jamais

ne ... rien
pas ... encore
ne ... plus

Slide 11 - Question de remorquage

Op welke 2 manieren kun je een Franse vraag stellen?

Slide 12 - Carte mentale

Maak van de volgende zin een vraagzin:
Tu manges bien

Slide 13 - Question ouverte

Maak van de volgende zin een vraagzin: Tu fais du sport

Slide 14 - Question ouverte

quand
comment
combien (de)
Pourquoi
qui
qu'est-ce que
wanneer
hoeveel
wat
hoe
wie
waarom
waar

Slide 15 - Question de remorquage

Welke zin is juist?
A
Comment tu t'appelles?
B
Comment est-ce que tu t'appelles?
C
Allebei

Slide 16 - Quiz