H3c - ma 4 januari

H3c
Lundi 4 janvier 2021
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H3c
Lundi 4 janvier 2021

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

doelen
- de imparfait leren vormen
-de imparfait leren vertalen

Slide 8 - Diapositive

IMPARFAIT
je kunt deze tijd maken met een

een STAM  +  een UITGANG




Slide 9 - Diapositive

STAM
begin met het werkwoord in de tegenwoordige tijd
en bedenk/zoek op: de NOUS-vorm
nemen -> prendre
-> nous prenons 

haal daar -ons van af en je hebt de stam :   pren-

Slide 10 - Diapositive

HELE WERKWOORD

kijken - regarder
werken - travailler
eten - manger 
verkopen - vendre
eindigen - finir
!!!
zijn - être 
NOUS-VORM

nous regardons 
nous travaillons
nous mangeons
nous vendons
nous finissons
!!!
nous sommes 
stam: ét-

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Let op:
De verleden tijd van il y a =
Il y avait

il y a = er is / er zijn
il y avait = er was /er waren

Slide 21 - Diapositive

Noteer het volgende werkwoord in de imparfait: tu ................. (vouloir)

Slide 22 - Question ouverte

Zet in de imparfait
ils (faire)
A
ils faisait
B
ils faisais
C
ils faisaient
D
ils fairaient

Slide 23 - Quiz

Zet in de imparfait
nous (grandir)
A
nous grandions
B
nous grandiraient
C
nous grandiez
D
nous grandissions

Slide 24 - Quiz

Zet in de imparfait
il (travailler)
A
il travaillais
B
il travaillait
C
il travaillerais
D
il travaillerait

Slide 25 - Quiz

Zet in de imparfait
on (avoir)
A
on avais
B
on avions
C
on avait
D
on avaient

Slide 26 - Quiz

Zet in de imparfait
Je/j (être)
A
je sommais
B
j'était
C
j'étais
D
je serais

Slide 27 - Quiz

Zet in de imparfait
mes parents (vouloir)
A
mes parents voudrais
B
mes parents voulais
C
mes parents voulaient
D
mes parents voudraient

Slide 28 - Quiz

Noteer het volgende werkwoord in de imparfait: nous ..................(danser)

Slide 29 - Question ouverte

Noteer de volgende zin in de imparfait:

J'ai une belle maison.

Slide 30 - Question ouverte

Noteer de volgende zin in de imparfait:

Nous sommes des enfants heureux.

Slide 31 - Question ouverte

vertaal Frans-Nederlands:
denk in stappen:
- van welk werkwoord komt deze stam?
- wat betekent dat werkwoord?
- wat staat hier dan in de verleden tijd?

Slide 32 - Diapositive

vertaal:
il avait

Slide 33 - Question ouverte

vertaal:
nous étions

Slide 34 - Question ouverte

vertaal:
j'écoutais

Slide 35 - Question ouverte

vertaal:
on allait

Slide 36 - Question ouverte

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

Vragen?

Slide 39 - Carte mentale