§4

Het stroomgebied is
A
De hoofdrivier en alle zijrivieren
B
hetzelfde als het stroomstelsel
C
Het hele gebied dat afwatert op een rivier en de zijrivieren
1 / 46
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Het stroomgebied is
A
De hoofdrivier en alle zijrivieren
B
hetzelfde als het stroomstelsel
C
Het hele gebied dat afwatert op een rivier en de zijrivieren

Slide 1 - Quiz

Stroomgebied

Slide 2 - Diapositive


'Het stroomgebied van de Maas is groter dan het stroomgebied van de Rijn.'
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Sleep de onderdelen op de juiste plek
Delta
Meander
Benedenloop
Bovenloop
Middenloop

Slide 4 - Question de remorquage

Het verhang is het grootste in
A
de benedenloop
B
de middenloop
C
de bovenloop

Slide 5 - Quiz

Welk verband is er tussen
vertragingstijd en
verstedelijking?
A
Na verstedelijking was de vertragingstijd groter
B
Na verstedelijking was de vertragingstijd kleiner

Slide 6 - Quiz

Debiet
Dit is de hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt. Het debiet wordt uitgedrukt in m3 per seconde.
Hoog debiet
Veel relief
Laag debiet
Geen relief

Slide 7 - Diapositive

Regiem 
De verdeling van de hoeveelheid water die gedurende het jaar door een rivier stroomt.

Waardoor komt het verschil in regiem?

Slide 8 - Diapositive

klassikaal lezen §4

Slide 9 - Diapositive

Inrichting rivierengebied
Oude inrichting rivierengebied al ingesteld op schommelingen:
 - zomer: weinig water (zomerdijken),  uiterwaarden zijn beschikbaar voor landbouw

 - winter: veel water (winterdijken)  + uiterwaarden lopen onder water

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Aan het werk ....
Maken: §4 opdracht 3,4, 5

Huiswerk: §4 maken t/m opdracht 5

Slide 12 - Diapositive

Les 2

Slide 13 - Diapositive

Lesdoel(en)
Aan het einde van de les:
  • Kan maatregelen uit het plan: Ruimte van de Rivier opsommen, beschrijven en herkennen op een afbeelding.
  • Kan uitleggen waarom je de delta van Zeeland en Zuid- Holland tijdelijk water moet kunnen opslaan


Slide 14 - Diapositive

Klassikaal lezen §4

Slide 15 - Diapositive

Ruimte voor de rivier

Slide 16 - Diapositive

Klimaatadaptatie
Nieuwe inrichting kan ook omgaan met grotere schommelingen door klimaatverandering.

Project Ruimte voor de Rivier = alle maatregelen om het rivierengebied veiliger en landschappelijk mooier te maken. Deze 4 moet je kennen:

Nevengeul

Slide 17 - Diapositive

Ruimte voor de rivier

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Noordwesterstorm
Hoge zeespiegel door storm + grote waterafvoer rivieren = rivierwater kan niet in zee stromen.
waterberging = gebied om tijdelijk water op te slaan


Slide 20 - Diapositive

Opdracht
Maken §4: t/m opdracht 8

Slide 21 - Diapositive

Les 3

Slide 22 - Diapositive

Lesdoel(en)
Aan het einde van de les:
  • Kan je gevolgen van droogte benoemen
  • Kan je voorbeelden geven van klimaatbestendige inrichting
  • Kan je  uitleggen wat het verband is tussen het verval van een rivier en de vertragingstijd van een rivier.


Slide 23 - Diapositive

Droogte
Klimaatverandering is ook perioden van droogte en hitte.
  • Verzilting  = het zout worden van de bodem en/of het water            kan ontstaan door watertekorten

  • voorraad zoet water essentieel (IJsselmeer)

Slide 24 - Diapositive

Hitte
  • Hittestress tijdens warme dagen in steden (hogere sterfte- en ziektecijfers, minder productiviteit, meer agressie) 

  •  effect van een stedelijk warmte-eiland wordt versterkt door verstening van de stad. 

Slide 25 - Diapositive

Hitte
Oplossing: is vergroening van de stad:
- schaduw
- verkoeling door verdamping
- regenwater kan wegzakken in de bodem
(klimaatbestendige inrichting)

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

voorbereiding op de toets...

Slide 28 - Diapositive

wat is een nadeel van het gebruik fossiele brandstof
A
slecht voor het milieu
B
het kan niet opraken
C
het kan opraken
D
het is erg duur

Slide 29 - Quiz

Wat is geen fossiele brandstof?
A
Steenkool
B
Aardgas
C
Hout
D
Aardolie

Slide 30 - Quiz

Wat is geen groene stroom?
A
Zonne-energie
B
Waterkracht
C
Windenergie
D
Aardgas

Slide 31 - Quiz

Fossiele brandstof
Duurzame energie

Slide 32 - Question de remorquage

De dampkring is...
A
Een laag aan de binnenkant van de aarde
B
Een laag rond de maan die het beschermt
C
Een laag rond de aarde die zuurstof vasthoudt en ons beschermt tegen stralingen
D
een ander woord voor de aardkorst

Slide 33 - Quiz

natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
waterstof door verdamping 
Koolstofdioxide door afbraak organisch materiaal
Methaan uit moerassen en venen

Slide 34 - Question de remorquage

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
het effect dat de aarde zonnewarmte vasthoudt
B
de uitstoot van zuurstof door planten
C
het stralingsevenwicht dat uit balans is geraakt
D
atmosfeer die steeds kleiner wordt

Slide 35 - Quiz

Windenergie is:
A
Duurzame energie
B
Fossiele brandstof
C
Kernenergie

Slide 36 - Quiz

Zonne- energie is een ...?
A
hernieuwbare energiebron
B
niet-hernieuwbare energiebron

Slide 37 - Quiz

Energiebesparing betekent:
A
Meer energie verbruiken dan normaal.
B
De vermindering van het gebruik van energie.
C
Energie opsparen.

Slide 38 - Quiz

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
A
zuurstof
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 39 - Quiz

H6§4 Klimaat en inrichting

Slide 40 - Diapositive

Wat is een voordeel van zonne-energie?
A
goedkoop
B
geen luchtvervuiling
C
de zon schijnt altijd
D
je kan sneller opladen

Slide 41 - Quiz

Lesdoel(en)
Aan het einde van de les:
  • Weet je hoe een rivierengebied is ingericht (W12) en waarom het rivierengebied zich moet aanpassen aan het veranderde klimaat (klimaatadaptatie)


Slide 42 - Diapositive

Bij de waterbalans kijk je naar....
A
hoeveel water een land binnenkomt
B
hoeveel water een land uit gaat
C
hoeveel water een land binnenkomt en uitgaat

Slide 43 - Quiz

Overstromingen vanuit
de zee en de rivier

Slide 44 - Diapositive

Activeren voorkennis ....

Slide 45 - Diapositive

§4

Slide 46 - Diapositive