3vwo - chapitre 3 - uitleg bron C futur simple

Programme
  • Absentie
  • Phrases-clés
  • Vocabulaire
  • Uitleg: bron C - le futur simple
  • Les vacances :)
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programme
  • Absentie
  • Phrases-clés
  • Vocabulaire
  • Uitleg: bron C - le futur simple
  • Les vacances :)

Slide 1 - Diapositive

Hoe vind je tot nu toe de Franse online lessen gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Na de vakantie gaan we voor een deel door met de online lessen. Wat kan beter? Wat vind je fijn? Wat heb je nodig van de docent?

Slide 3 - Question ouverte

Est-ce que tu vas choisir la filière ES?

Slide 4 - Question ouverte

Tu es fort en quelles matières?

Slide 5 - Question ouverte

LE FUTUR
Le futur simple
Le futur proche

Slide 6 - Diapositive

VOUS ALLEZ APPRENDRE:


  • wanneer gebruik je de futur simple?
  • wat zijn de uitgangen van de futur simple?
  • vervoegen : welke stappen neem je?
  • welke onregelmatige werkwoorden zijn er?
LE FUTUR SIMPLE

Slide 7 - Diapositive

Le futur simple
  • Je gebruikt deze werkwoordstijd wanneer je wilt uitleggen dat iets zal gebeuren.
  • In het Nederlandse gebruik je: zullen

''Volgend jaar zal ik Frans kiezen''
''L'année prochaine, je choisirai le français''

Slide 8 - Diapositive

Le futur simple - stappenplan
regelmatige ww er, ir, re
1. Neem het hele werkwoord (apprendre, choisir, parler).

2. Eindigt het hele werkwoord op een -e? Haal de -e dan weg.

3. Plak de juiste uitgang erachter.
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont

Slide 9 - Diapositive

De juiste uitgang
Hier nog een keer alleen de uitgangen op een rijtje
je   + ai
tu  + as
il/elle/on + a
nous + ons
vous  + ez
ils/elles + ont

Slide 10 - Diapositive

Le futur simple - de uitgangen
Werkwoorden op ir        - op er                   -op re
Je               choisirai          mangerai             prendrai
Tu               choisiras         mangeras            prendras
Il/elle/on  choisira           mangera              prendra
Nous         choisirons      mangerons         prendrons
Vous          choisirez         mangerez           prendrez
Ils                choisiront      mangeront          prendront

Slide 11 - Diapositive

ATTENTION!
De onregelmatige werkwoorden hebben een andere stam. Daar neem je niet het hele werkwoord als stam! 

De stammen van de onregelmatige werkwoorden leer je dus uit je hoofd. Het gaat om de volgende werkwoorden:
être, avoir, aller, faire, pouvoir, voir

Slide 12 - Diapositive

Le futur s.: onregelmatige ww.
  • Bij zes werkwoorden is de stam onregelmatig
  • être - je serai
  • avoir - j'aurai
  • faire - je ferai
  • aller - j'irai
  • pouvoir - je pourrai
  • voir - je verrai
Tip!
Schrijf dit rijtje in je boek als aantekening

Slide 13 - Diapositive

Uitzonderingen
Regelmatige ww: heel ww + uitgang van futur simple
Onregelmatige ww: stam+ uitgang van futur simple
De stammen van de volgende ww leer je uit je hoofd:
être
ser
avoir
aur
faire
fer
aller
ir
pouvoir
pourr
vouloir
voudr

Slide 14 - Diapositive

ON VA EXERCER LE FUTUR SIMPLE

Prends ton cahier de textes à la page 38

Slide 15 - Diapositive

Verbes en -ir
Welke vormen zijn correct van de futur simple?
A
Je partirai
B
Je partais
C
Nous partiron
D
Nous partirons

Slide 16 - Quiz

Verbes en -er
Welke vormen zijn correct van de futur simple?
A
Nous parlerons
B
Il parlait
C
Je chanterais
D
Je chanterai

Slide 17 - Quiz

Verbes en -re
Welke vormen zijn correct van de futur simple?
A
Je vendrai
B
Nous vendrons
C
Elle vendrai
D
Ils vendront

Slide 18 - Quiz

futur simple:
zij zal willen (vouloir)
A
elle pourra
B
elle voudra
C
elle viendra
D
elle ira

Slide 19 - Quiz

futur simple:
wij zullen zijn (être)
A
je serai
B
on aura
C
nous serons
D
nous aurons

Slide 20 - Quiz

futur simple:
jij zal gaan (alles)
A
tu devras
B
tu feras
C
tu auras
D
tu iras

Slide 21 - Quiz

futur simple:
zij zullen zijn (être)
A
ils serons
B
ils aurons
C
ils seront
D
ils auront

Slide 22 - Quiz

futur simple:
u zult komen (venir)
A
nous viendrons
B
vous viendrez
C
nous devrons
D
vous devrez

Slide 23 - Quiz

Futur simple:
ik zal kunnen (pouvoir)
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 24 - Quiz

futur simple:
men zal maken (faire)
A
il fera
B
nous ferons
C
on fera
D
vous ferez

Slide 25 - Quiz

futur simple:
wij zullen hebben (avoir)
A
on fera
B
nous aurons
C
on sera
D
nous devrons

Slide 26 - Quiz

futur simple:
hij zal zijn (être)
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 27 - Quiz

vertaal:
Jullie gaan werken (travailler)

A
on travaillera
B
vous travaillerez
C
ils vont travailler
D
vous allez travailler

Slide 28 - Quiz

Vertaal:
De kinderen zullen werken (travailler)
A
les enfants travailleront
B
les enfants vont travailleront
C
les enfants travaillerons
D
les enfants vont travailler

Slide 29 - Quiz

Vertaal:
jij gaat werken (travailler)
A
tu va travailler
B
tu travailleras
C
tu vas travailler
D
tu travaillera

Slide 30 - Quiz

nous (regarder)
A
regarderons
B
regardons
C
regardions
D
avons regardé

Slide 31 - Quiz

vous (etre)
A
seriez
B
serez
C
etrez
D
etriez

Slide 32 - Quiz

Zij zullen zingen
A
elles chanteront
B
il chanteront

Slide 33 - Quiz

Maak het rijtje van DONNER in de futur simple!

Slide 34 - Question ouverte

Was dit je antwoord?
je donnerai
tu donneras
il/elle/on donnera
nous donnerons
vous donnerez
ils/elles donneront

ik zal geven, jij zal geven, hij/zij/men zal geven, wij zullen geven, jullie zullen/u zal geven, zij zullen geven

Slide 35 - Diapositive

Maak het rijtje van CHOISIR in de futur simple!

Slide 36 - Question ouverte

Was dit je antwoord?
je choisirai
tu choisiras
il/elle/on choisira
nous choisirons
vous choisirez
ils/elles choisiront

ik zal kiezen, jij zal kiezen, hij/zij/men zal kiezen, wij zullen kiezen, jullie zullen/u zal kiezen, zij zullen kiezen

Slide 37 - Diapositive

LA FIN
BONNES VACANCES TOUT LE MONDE :)

Slide 38 - Diapositive