Oefentoets Burgerschap hoofdstuk 2

Oefentoets burgerschap hst 2
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets burgerschap hst 2

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
  • 50 vragen over hoofdstuk 2
  • Zelfstandig de vragen beantwoorden.
  • Wat je niet weet of moeilijk vindt ga je nogmaals oefenen.
  • Succes !
  • Vragen via Teams of de mail!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het SCP? Welke functie vervult zij voor de overheid?
A
Politieke partij, geweten van de kamer.
B
Bedrijf, levert diensten aan en materialen aan de overheid.
C
Sociaal Cultureel Planbureau, zij doen wetenschappelijk onderzoek en stellen deze gegevens beschikbaar aan de overheid.
D
Bestaat niet

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is onze cultuur opdracht voor ieder mens persoonlijk.
A
Dat wij cultuur moeten liefhebben en bewaken, het is onze beschaving.
B
Onze cultuur in andere landen brengen, onze cultuur is de juiste!
C
Wij hebben geen cultuur opdracht als mens.
D
In het paradijs heeft de Heere aan Adam de opdracht gegeven om de aarde te bebouwen en te bewaren.

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is werken voor mensen belangrijk?
A
Financieel gezond blijven het leven wordt steeds duurder, je moet zoveel mogelijk geld naar je toe halen!
B
Je krijgt levensritme en zelfrespect, sociale contacten en maatschappelijk aanzien, ontwikkeling kansen.
C
De straf op de zonde moet we ondergaan, het is nu eenmaal zo.
D
Het is niet belangrijk voor mensen.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is sociale mobiliteit?
A
Dat mensen zich over de aarde verplaatsen. We zitten niet vast aan een woonplaats.
B
Dat mensen makkelijk kunnen wisselen van partners.
C
Als je kan wisselen van werk het is geen bindende keuze, je kan klimmen op de maatschappelijke ladder.
D
Bestaat niet.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent C.V. voor jouw werk en waar dient het voor?
A
Het Centrale Verwarming, daar kun je het op je werk lekker warm maken.
B
Curry Visae, als je dit vaak eet blijf je gezond.
C
Curriculum Vitae, dit is een overzicht van wie jij bent en wat je kan. (sollicitatiebrief)
D
Bestaat niet

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is globalisering?
A
De opwarming van de aarde, hierdoor smelten de ijskappen en stijgt de zeespiegel.
B
Veel grenzen of belemmeringen om ergens anders te gaan werken/wonen verdwijnen.
C
We worden als mens minder sociaal.
D
Bestaat niet

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke organisaties zijn werkgeversorganisaties?
A
VNO-NCW, LTO-Nederland, MKB Nederland
B
CNV, FNV, RMU.
C
KRO, VARA, TROS.
D
Werkgevers doen alles alleen.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de S.E.R. voor een organisatie?
A
Voor reclame spotjes.
B
De Straticaanse Emperische Raad
C
De Sociaal Economische Raad.
D
Bestaat niet.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een vakbond gebruikt (pressie)middelen om hun doel te bereiken wat zijn dit?
A
Staken, rechtszaak.
B
Vergaderen, communiceren.
C
Inzetten van vuurwerk.
D
Vakbond kan niets doen.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn primaire arbeidsvoorwaarden?
A
Bed, Bad, Brood.
B
13e maand, lease auto, opleiding, extra vakantiedagen.
C
Salaris, vakantiegeld, arbeidstijden.
D
Bestaat niet.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een C.A.O. ?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn secundaire arbeidsvoorwaarden?
A
Salaris, vakantiegeld, arbeidstijden, wettelijk aantal verlofdagen.
B
Laptop/telefoon, extra vakantiedagen, 13e maand, onkosten vergoeding
C
Kantoor, planten, waterautomaat, dartbord, borrel + vette hap na het werk
D
Bestaan niet.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het uiteindelijke doel van een vakbond?
A
Werknemers hun ruzies met hun werkgevers bij kunnen leggen.
B
Dat werkgevers zoveel mogelijk gaan betalen aan werknemers.
C
De collectieve en individuele belangen behartiging.
D
Vakbond heeft geen doel.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van geld?
A
Je kan er leuke dingen mee doen.
B
Om mensen aan het werk te krijgen.
C
Geld is nodig in de wereld.
D
Geld geeft een waarde aan iets, het is een vertrouwd ruilmiddel.

Slide 16 - Quiz

Waarom gebruiken we geld en geen ruilmiddelen?
Een hypotheek bestaat uit 4 onderdelen/stukken.
A
Huis, makelaar, koper, verkoper.
B
Schulden, lasten, pensioen, spaarplan.
C
Hypotheekrente, inleg voor aflossing, verzekering overlijdensrisico, + ww en wao
D
Klopt niet.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een aflossingsvrije hypotheek verplicht je tot aflossing van een vast bedrag van je schuld per maand.
A
Ja
B
Nee
C
Aflossingsvrije hypotheek bestaat niet.
D
Dit is een hypotheek voor arme mensen.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een annuïteiten hypotheek?
A
Hierbij betaal je elke maand bij gelijkblijvende rente hetzelfde bedrag.
B
Een onzekere en gevaarlijke beleggingshypotheek.
C
Annuïteiten zijn een soort bitcoins.
D
Annuïteiten bestaan niet.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een formele schuld?
A
Een schuld welke je mondeling bent aangegaan.
B
Een (grote) schuld welke je volgens een afspraak bent aangegaan.
C
Als je snel even geld nodig bent voor een kleine aankoop.
D
Formele schulden krijg je van de belasting.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent de afkorting B.K.R. ?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je inzicht in je uitgave patroon wilt krijgen is budgetteren een oplossing.
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het woord consumptie patroon?
A
Heel ongezond eten.
B
Hoe vaak en waarom je aankopen doet.
C
Als je te weinig eten koopt.
D
Bestaat niet

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een overlevingsschuld?
A
Als je een dure zorgkosten rekening krijgt.
B
Studieschulden om een betere toekomst te krijgen.
C
Schulden welke je maakt om te overleven.
D
Bestaat niet.

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een compensatie schuld ?
A
Als je geen dure auto kan kopen neem je een dure scooter.
B
Als iemand jou auto beschadigt en dit terug betaalt met zijn scooter.
C
Voor de buitenwereld wil je laten zien dat je financieel hetzelfde of meer al hun bezit.
D
Bestaat niet.

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een overbestedingsschuld?
A
Er worden meer schulden gemaakt dan er binnenkomt. (verslaving)
B
Als een verkoper je bedrogen heeft met een te dure prijs voor iets.
C
Dit is een gewone schuld welke je terug betaalt.
D
Bestaat niet.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent, moet je dan gedeeltelijk aan het werk?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Conjuncturele werkloosheid is?
A
Werk(loosheid) door economische situatie
B
Als beschaving ontbreekt is er minder werk.
C
De conjunct factor bepaalt als er werk is.
D
Bestaat niet.

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Structurele werkloosheid is?
A
Als iemand structureel niet wil werken.
B
Blijvende werkloosheid door automatisering/mechanisering.
C
De structuur van een land zorgt voor werkloosheid.
D
Bestaat niet.

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Seizoenswerkloosheid is?
A
Door andere seizoenen harder te werken krijg je nu vakantie.
B
Door personeelsoverschot moet iedereen een seizoen in de WW.
C
Het werk is gebonden aan een seizoen, daarbuiten is geen/weinig werk.
D
Bestaat niet.

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Frictie werkloosheid is?
A
Als je (tijdelijk) werkloos bent na je opleiding of tussen verschillende werkgevers in.
B
Als je een bot gebroken hebt en daardoor niet kan werken.
C
Als je werkgever overgenomen wordt door een ander bedrijf en je baan vervalt.
D
Bestaat niet.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De afkorting WIA betekent?

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De sociale zekerheid (vangnet) in Nederland valt onder 2 soorten verzekeringen te onderscheiden. Welke?

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De ANW is een afkorting voor?

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

AWBZ is de afkorting voor?

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De afkorting DUO betekent?

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent informeel onbetaald werk.
A
Er bestaan geen afspraken tussen de partijen en er is geen geldelijke beloning.
B
Er zijn afspraken (contract) tussen de partijen maar er is geen geldelijke beloning.

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de Quartaire sector bevinden zich de volgende beroepen?
A
Banken, handel, juwelier
B
Onderwijs, politie, zorg
C
Horeca, transport, advocaten.
D
Bestaat niet.

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de secundaire sector bevinden zich de volgende beroepen?
A
Aannemer, autofabrikanten, brouwerij.
B
Mijnbouw, melkveehouder, visserman.
C
Ziekenhuis, winkel, verzekeringskantoor.
D
Golventeller, beddentester, zandstrooier.

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De verzorgingsstaat bestaat uit 4 functies, noem ze?

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het kinderwetje van van Houten zorgde voor de volgende situatie?
A
Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer op VOC schepen mee varen.
B
Fairtrade handel met van Houten chocolade.
C
Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer in het leger.
D
Kinderen onder de 12 jaar mochten geen fabrieksarbeid meer doen.

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef de definitie (in eigen woorden) van arbeid?

Slide 42 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het woord arbeidsmarkt?

Slide 43 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij bedrijven met meer dan ? werknemers is een O.R. verplicht. Hoe omschrijf je een O.R. in je eigen woorden?

Slide 44 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Na het behalen van een MBO-diploma vindt iemand na 3 maanden werk, hoe heet deze werkloosheid

Slide 45 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De arbo-wet en dienst kent ook een toezichtsorganisatie?

Slide 46 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom werk je? noem een aantal redenen?

Slide 47 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent een gunstig arbeidsperspectief voor een verzorgende IG?

Slide 48 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De reformator Calvijn heeft de arbeidsethos van (Calvinistische) Christenen beschreven, wat bedoelen we hiermee?

Slide 49 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zegt de arbeidstijden wet over zondagsarbeid?

Slide 50 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Succes met leren!

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions