5.2 Energiegebruik thuis

5.2 Energiegebruik thuis
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.2 Energiegebruik thuis

Slide 1 - Diapositive

5.2 Energiegebruik thuis
Thuis gebruik je nogal wat energie. Deze energie moet je betalen, dus je wilt zo zuinig mogelijke apparaten.
Waar moet je dan op letten.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt benoemen hoe je elektrische energie kunt besparen. 
  2. Je kunt beschrijven wat een energielabel is. 
  3. Je kunt benoemen welke maatregelen in huis genomen kunnen worden om energie te besparen.

Slide 3 - Diapositive

Wat kun je doen met elektrische energie
Met elektrische energie kun je warmte maken
Met elektrische energie kun je licht maken.

Met elektrische energie kun je iets laten bewegen.

Slide 4 - Diapositive

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:

.  10 uur internetten of
.  15 keer je haar fohnen
.  Één kleine koelkast 1 dag laten koelen.
.  4 avonden tv kijken
.  250 gaatjes boren

Slide 5 - Diapositive

Wat kun je doen met elektrische energie
1,0 kWh kost ongeveer € 0,21
Een gemiddeld gezin gebruikt in huis ongeveer 3500 kWh per jaar.

Een elektrische auto gebruikt ook 3500 kWh per jaar

Met 3500 kWh kun je 35.000 uur internetten

Slide 6 - Diapositive

Een koelkast verbruikt per dag 0.6 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.25.
A
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15
B
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15 x 365 = €54,75
C
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40
D
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40 x 365 = €876

Slide 7 - Quiz

Elektriciteitsgebruik

Slide 8 - Diapositive

Hoe groot is het elektriciteitsgebruik
in procenten van de televisie.
(bekijk de vorige slide)
A
7%
B
5%
C
10%
D
1%

Slide 9 - Quiz

Hoe groot is het elektriciteitsgebruik
in procenten van de koelkast
(bekijk de vorige slide)
A
7%
B
5%
C
10%
D
1%

Slide 10 - Quiz

Elektrische apparaten verbruiken de laatste jaren steeds minder energie. Toch is het energieverbruik door apparaten toegenomen. Hoe kan dit?
A
Er zijn meer eenpersoons huishoudens gekomen
B
De bevolking is toegenomen
C
Er worden steeds meer elektrische apparaten gebruikt in Nederland.

Slide 11 - Quiz

Wanneer meer automobilisten een elektrische auto gaan rijden wordt de luchtkwaliteit
A
beter
B
slechter

Slide 12 - Quiz

energie bezuinigen in huis
Lampen zorgen voor ongeveer 15% van het energiegebruik van een gemiddeld gezin.
Je kunt behoorlijk veel energie besparen door energie zuinige apparaten te gebruiken.
Een goed voorbeeld van  zuinige apparaten zijn led lampen.

Slide 13 - Diapositive

Rendement
Hoe hoger het rendement van een apparaat is, des te meer energie gunstig wordt omgezet. men streeft dus altijd naar een zo hoog mogelijk rendement! Bekijk de voorbeelden hieronder en bedenk dat het gebruiken van LED lampjes dus veel energie zuiniger is dan het gebruik van gloeilampen.

Slide 14 - Diapositive

Rendement
Rendement van verschillende lampen
Het rendement is dat deel van de energie dat wordt omgezet in nuttige energie.
Bij de gloeilamp wordt slechts 5% van de elektrische energie omgezet in licht, 95% wordt omgezet in niet-nuttige energie (warmte).

Slide 15 - Diapositive

0

Slide 16 - Vidéo

Led of lamp?
Bekijk hiernaast het verbruik van een ledlamp tegenover de spaarlamp, gloeilamp en halogeenlamp. 
Wat valt je op aan de hoeveelheid licht die ze geven? (lm)

Slide 17 - Diapositive

Welke lamp geeft het meeste licht op 900 lm tegenover het minste stroomverbruik?
A
LED
B
Halogeen
C
Gloeilamp
D
Spaarlamp

Slide 18 - Quiz

Hoe groot is het verschil in vermogen tussen een led lamp en een gloeilamp die 400Lm licht geeft
A
6W
B
12W
C
34W
D
40W

Slide 19 - Quiz

Energielabel
Als je een elektrisch apparaat koopt zit er altijd een energielabel op met gegevens over onder andere het energiegebruik
.

Slide 20 - Diapositive

Energielabel
Energielabels maken het je makkelijk om te kiezen, want ze laten in één oogopslag zien welke apparaten, auto's en woningen zuinig omgaan met energie. Het energielabel is verplicht gesteld door de EU

Slide 21 - Diapositive

0

Slide 22 - Vidéo

Sleep de ster naar de plek, waar het energie verbruik per jaar staat vermeld.
Sleep het vierkant naar de plek waar het water verbruik per jaar staat vermeld.

Slide 23 - Question de remorquage

Dit energielabel is milieuvriendelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Vul in:
een koelkast met Energielabel A is ......... dan een koelkast met Energielabel C.
A
milieuvriendelijker
B
milieu-onvriendelijker
C
even goed voor het milieu

Slide 25 - Quiz

Je koopt een wasmachine met energielabel G. Dit is een:
A
milieu zuinige wasmachine
B
erg vervuilende wasmachine
C
een goedkope wasmachine
D
een dure wasmachine

Slide 26 - Quiz

Je wil aan het milieu denken en koopt een product met energielabel A. Dit is:
A
zeer milieuzuinig
B
juist helemaal niet zuinig en vervuilend
C
half om half
D
geen van genoemde antwoorden

Slide 27 - Quiz

Onthouden!  
In huis gebruik je elektrische energie en fossiele bandstoffen.  
Zuinig zijn met energie betekent minder energie gebruiken.  
Een spaarlamp is zuiniger dan een gloeilamp.  
Een ledlamp is zuiniger dan een spaarlamp.  
Apparaten die je niet gebruikt, kun je beter uitzetten.  
Een energie-label laat zien hoe zuinig het apparaat is.  
A+++ is erg zuinig, D is helemaal niet zuinig.  

Slide 28 - Diapositive

Hw maken en inlevern
Maak de huiswerkopgaven (check magister). Gebruik hiervoor ook de tekst uit je lesboek.

Slide 29 - Diapositive