Passé composé - Les 1

BONJOUR

Laptop in de tas laten

Boeken en pen voor je pakken


1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR

Laptop in de tas laten

Boeken en pen voor je pakken


Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui, 
c'est le...

Slide 2 - Diapositive

Chapitre 5 
Les objectifs
- Je kunt een gesprek over het afgelopen weekend
begrijpen
- Je kunt vragen stellen en beantwoorden over
het weekend
- Je kunt een tekst over dieren begrijpen en
ken je woorden die te maken hebben met
eigenschappen en karakter
- Je kunt iemand omschrijven en kent de 
verschillende vormen van het bijvoeglijk
naamwoord

Slide 3 - Diapositive

Programme & Lesdoel
- Aan het einde van deze les heb je geoefend met zinnen die te maken hebben met 'praten over activiteiten'. 
- Aan het einde van deze les heb je geoefend met de passé composé, hoe je het vormt en heb je geoefend om een goedlopende zin te maken.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

quelle est la date?
Aujourd'hui on est le quinze février.
Demain on est le ___________________.
La semaine prochaine, quelle est la date? C'est le _____________.
Quelle date est le 01-08 ? _________________.
Et le 15-05 ______________________ ?
Le 23-01 _________________?
Quand est le 17-04 ______________?

Slide 6 - Diapositive

parler de ses activités - page 20

Slide 7 - Diapositive

exercice 14 - page 21
timer
3:00

Slide 8 - Diapositive

Le passé composé
Voltooid Tegenwoordige Tijd (VTT)
- Duidt op een voltooide handeling
Ik heb een appel gegeten (en daar ben ik klaar mee)
timer
15:00

Slide 9 - Diapositive

De passé composé
Gebruik je om te vertellen wat je hebt gedaan. Dit werkt hetzelfde als de voltooide tijd in het Nederlands:
Onderwerp + vorm van 'avoir' (hebben) + voltooid deelwoord

Ik heb gepraat         Jij hebt gegeten                Wij hebben gewoond

Slide 10 - Diapositive

De passé composé
Gebruik je om te vertellen wat je hebt gedaan. Dit werkt hetzelfde als de voltooide tijd in het Nederlands:
Onderwerp + vorm van 'avoir' (hebben) + voltooid deelwoord

Ik heb gepraat         Jij hebt gegeten                Wij hebben gewoond
J'ai parlé                    Tu as mangé                         Nous avons habité

Slide 11 - Diapositive

Passé Composé

Onderwerp + Hulpwerkwoord + Voltooid deelwoord 

 Hulpwerkwoord: avoir & être

Slide 12 - Diapositive

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Slide 13 - Diapositive

Passé composé: het rijtje
Parler = praten

j'ai                     parlé                 Ik heb                gepraat
tu as                 parlé               Jij hebt               gepraat
il/elle a            parlé               Hij/zij heeft      gepraat
on a                  parlé               Men heeft         gepraat / We hebben gepraat
nous avons   parlé               Wij hebben      gepraat
vous avez      parlé               Jullie hebben  gepraat / U heeft gepraat
ils/elles ont  parlé                Zij hebben       gepraat 

Slide 14 - Diapositive

Passé Composé
Page 22
Exercice 16 & 17bcefg

Prêt / Klaar? 0 vocabulaire A & B oefenen
timer
1:00

Slide 15 - Diapositive

J'
TU
IL/ELLE/
ON
NOUS
VOUS
ILS/
ELLES
ai
avons
as
ont
avez
a

Slide 16 - Question de remorquage

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir

On ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir

Vous ....
A
avons
B
ont
C
avez
D
ai

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir

J' ....
A
avons
B
ont
C
avez
D
ai

Slide 20 - Quiz

Uit hoeveel delen bestaat de passé composé?
A
1
B
2

Slide 21 - Quiz

Passé composé 

Onderdeel 1: 
het hulpwerkwoord

Kies de vorm van avoir (hebben) die bij het onderwerp van de zin past. Let op: deze vormen van avoir moet je dus uit je hoofd kennen!
J'ai                      Ik heb
Tu as                  Jij hebt
Il/elle             Hij/zij heeft
On                   We hebben / 
                              men heeft
Nous avons     Wij hebben
Vous avez         Jullie hebben / 
                               u heeft
Ils/elles ont       Zij hebben

Slide 22 - Diapositive

Passé composé 

Onderdeel 2: 
het voltooid deelwoord

Stappenplan:
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal "-r" er af
3. Plak een accent aigue "é" op de laatste e
Voorbeelden:

1. danser                         1. visiter
2. danse                          2. visite
3. dansé                          3. visité

1. parler                            1. regarder
2. parle                            2. regarde
3. parlé                            3. regardé

Slide 23 - Diapositive

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 24 - Question de remorquage

Hoe maak je (deel 2) het voltooid deelwoord in het Frans bij een regelmatig werkwoord op -er ? Zet de stappen in de juiste volgorde
- Haal de -r weg
- Pak het hele werkwoord
- Plaats een accent aigu (é) op de laatste e

Slide 25 - Question de remorquage

Voorbeelden
1. Je + danser             --> J'ai dansé
2. Vous + danser       --> Vous avez dansé
3. Tu + écouter           --> Tu as écouté
4. Ils + écouter            --> Ils ont écouté
5. Nous + regarder   --> Nous avons regardé
6. Elle + regarder       --> Elle a regardé

Slide 26 - Diapositive

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 27 - Quiz

vous - manger

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 28 - Quiz

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 29 - Quiz

Jullie hebben Parijs bezocht.
A
Vous avez visité Paris.
B
Vous allez visiter Paris.
C
Vous visitez Paris.
D
Vous avez visiter Paris.

Slide 30 - Quiz

Zet in de passé composé:
Elle + jouer

Slide 31 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
Elles + porter

Slide 32 - Question ouverte

Jij hebt gedanst

Slide 33 - Question ouverte

Wij hebben tv gekeken

Slide 34 - Question ouverte

habité / France / j' / en / ai

Slide 35 - Question ouverte

un / a / mère / sa / Léa / donné / cadeau / à

Slide 36 - Question ouverte

1 teveel!
regardé / vous / télé / avons / la / avez

Slide 37 - Question ouverte

1 teveel!
fêté / anniversaire / ont / l' / fête / ils

Slide 38 - Question ouverte

Slide 39 - Diapositive

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 40 - Question de remorquage

Bij de volgende vragen moet je de passé composé invullen. 

Geheugensteuntje:
De passé composé bestaat altijd uit 2 delen 
(het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord)

Slide 41 - Diapositive

Zet in de goede vorm:
On (passé composé, passer) __________
A
a passer
B
as passé
C
ont passer
D
a passé

Slide 42 - Quiz

Open vragen
In het laatste gedeelte van deze opdracht moet je de passé composé zelf kunnen schrijven.

Als je de vormen van avoir nog niet helemaal beheerst, dan mag je ze er nog bij houden. Leer ze dus ook uit je hoofd. 

Slide 43 - Diapositive

Zet in de passé composé:
Je + bavarder

Slide 44 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
Il + habiter

Slide 45 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
Tu + commencer

Slide 46 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
On + danser

Slide 47 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
Tu + chercher

Slide 48 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
Il + aimer

Slide 49 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
Je + chanter

Slide 50 - Question ouverte

Zet in de passé composé:
Nous + manger

Slide 51 - Question ouverte