verzamelles H16

verzamelles H16
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

verzamelles H16

Slide 1 - Diapositive

doel van de les


Hoofdpunten H16, hoe bereid ik mij voor op SE en CE?

    Slide 2 - Diapositive

    Extra ondersteuning nodig?
    Dinsdag 4e of 7e uur (op afspraak)

    ivm planning: mailen minimaal 1 dag van te voren!
    mailen wat je lastig vindt

    Slide 3 - Diapositive

    let op naast boek horen ook extra onderwerpen bij toetsstof (Griekenland, averechtse selectie bij verzekeringen, etc.)

    Slide 4 - Diapositive

    Hoofdstuk 16
    • Beleggen van geld
    • Risico van beleggen en rendement
    • Starpunt is het inkomen van iemand
    • Inkomen kun je consumeren, gebruiken voor de belasting en sparen
    • Beleggen is een vorm van sparen

    Slide 5 - Diapositive

    Sparen
    Je bouwt vermogen op door te sparen

    Vermogen = Bezit min Schuld

    Vermogen kan zitten in:
    •  aandelen  en  obligaties (effecten)
    • geld en spaargeld
    • eigen woning
    • kunst, juwelen,  etc.


    De opbouw van vermogen is sparen

    Slide 6 - Diapositive

    nationaal vermogen
    • nationaal vermogen: bezittingen min schulden in een land


    • huishoudens, (bedrijven) en overheid

    Slide 7 - Diapositive

    Wat is een obligatie
    Als de overheid of een bedrijf geld wil lenen:
    1. bij banken/ financiers
    2. obligaties uitgeven

    obligaties zijn schuldbewijzen
    afspraak over:
    • hoogte van een lening
    • rente die wordt vergoed (couponrente)
    • looptijd van de lening

    Slide 8 - Diapositive

    10.000 uitlenen tegen 4% rente gedurende 3 jaar
    (start 15 jan 2008 einde 15 jan 2011)

    Slide 9 - Diapositive

    Rente verandering
    Wat gebeurt er met de koers van een BESTAANDE obligatie als de rente stijgt?

    • Stel je krijgt € 400 per jaar, hoeveel euro is deze geldstroom waard als de rente 4% is?
    • Als de rente naar 5% stijgt kun je voor €10.000, €500 per jaar krijgen.
    • Die € 400 lening  zakt in waarde
    • Omgekeerd als rente zakt: stijgen de koersen

    Slide 10 - Diapositive

    Slide 11 - Vidéo

    Slide 12 - Diapositive

    Eigen Vermogen
    • eigen geld van eigenaren
    • eigen vermogen zit permanent in het bedrijf
    • aandeel een een stuk(je) van het eigen vermogen
    • beloning is dividend (ander woord voor winst)

    Slide 13 - Diapositive

    Waarde van een aandeel
    Aandelenhandel is een voorbeeld van de marktvorm: volledige concurrentie (aandelen van NV's)

    Alle aandelen Heineken zijn gelijk, het enige onderscheid is de prijs en het is transparant wat kopers en verkopers willen op de markt.

    Dus de waarde van een aandeel wordt bepaald door vraag en aanbod.

    Slide 14 - Diapositive

    goede vooruitzichten, lokt nieuwe vragers uit
    slechte vooruitzichten lokt extra aanbod uit
    (marktmodel betreft alleen actieve handel)

    Slide 15 - Diapositive

    Wat stuurt de vraag en het aanbod
    • toekomstverwachtingen
    • gerealiseerde prestaties

    • Let op bij iedere transactie is er een verkoper die denkt een goede deal te doen en een koper die denkt een goede deal te doen.

    Slide 16 - Diapositive

    Slide 17 - Vidéo

    relatie rente en aandelenkoers
    • Als de rente stijgt, krijg je meer rente voor je geld bij de aankoop van obligaties. (wat gebeurt er met koers bestaande obligaties?)
    • De vraag naar obligaties stijgt ten koste van de vraag naar aandelen.
    • De koers van aandelen zakt (effect 1)
    • Als de rente stijgt wordt het lenen van geld duurder voor bedrijven.
    • De winst komt onder druk te staan (en daalt). Dit maakt de winstgevendheid minder goed.
    • Aandelen minder aantrekkelijk: de vraag daalt, koers zakt (effect 2)

    Slide 18 - Diapositive

    Rendement
    Aandeel: dividend + koersverandering

    Obligatie: rente + koersverandering

    Slide 19 - Diapositive

    Griekenland
    • Griekenland kan zijn schulden niet betalen, het wil failliet (vroeger zou de munt in waarde dalen).
    • In EU is de afspraak: no bail out!
    • Maar als GRIE failliet gaat kunnen FRA, DUI en NL banken veel geld verliezen.
    • Dat willen DUI, FRA en NL NIET en ze verzinnen een oplossing.
    • We lenen geld GRIE waarmee ze lening kunnen betalen aan banken. Ondertussen kopen we GRIE leningen op via ECB

    Slide 20 - Diapositive

    Zelf controle
    • Lees theorie H16, maar leer met gebruikmaking van voorbeelden uit praktijk!
    • Snap wat je aan het leren bent!
    • Iedere paragraaf uit studiehulp start met Kennen en Kunnen
    • Maak nog een keer 16.2, 16.3, 16.7, 16.10, 16.13 en Griekenlandopgave's (rente stijging en waarde obligaties)

    Slide 21 - Diapositive

    Aan de slag
    • Nu maken 16.9 en 16.15 (klassikaal)

    Slide 22 - Diapositive

    Hoofdstuk 15 (Risico en ondernemen)
    Neem de gemaakte opgaven als leidraad
    Verschil EV en VV  (15.1)
    EV = aandeel (BV, NV) en eigen geld (eenmanszaak, zzp' er)

    Onderpand maakt leningen minder risicovol. Je betaalt minder rente.
    Rente is vergoeding voor: inflatie + risico + dienst van het uitlenen

    15.2 (leiding van onderneming versus aandeelhouders: AHOLD)
    • p 28 en eerste paragraaf p 29
    • p 31 Besloten Vennootschap (EV, aansprakelijkheid, leiding)
    • p 32 Naamloze Vennootschap (aandeelhouders, leiding, belangenverstrengeling)

    Slide 23 - Diapositive

    Hoofdstuk 16 Beleggen
    Y = C + S + B
    Wat is het verschil tussen Sparen en Beleggen?
    Wat zijn effecten?

    Obligaties: wat zijn het? wat gebeurt er met waarde bestaande obligaties als rente verandert?
    Rendement op obligaties: rente EN koersverandering.
    Hoe werkt een obligatie (coupon betalingen)

    Aandelen: wat zijn het? Wat is rendement op een aandeel (dividend en koersverandering).
    Hoe wordt de waarde van een aandeel bepaald (vraag en aanbod, toekomst en verleden)
    Wat gebeurt er met de waarde van een aandeel als de rente daalt of stijgt?

    Slide 24 - Diapositive

    slot

    vragen?






    Slide 25 - Diapositive

    Slide 26 - Lien