Spelling 3.5
1 / 19
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
meervoud
A
kroketten
B
kroketen
Slide 6 - Quiz
meervouden
Wat is het meervoud van idee?
Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën
Slide 7 - Quiz
Klemtoon op ie
= meervoud +ën
geen klemtoon op ie = meervoud +n (wel trema op de e)
drie
epidemie
melodie
knie
porie
tralie
kolonie
bacterie
Slide 8 - Question de remorquage
Meervoud op -en
Meervoud op -s
Meervoud op -'s
Meervoud op -eren
Geen meervoud
rijst
kassa
leeuw
dame
kind
Slide 9 - Question de remorquage
Slide 10 - Vidéo
Wat is hier de juiste spelling?
Jij ............... (vinden) verse kruiden toch het lekkerst.
Jij ............... (vinden) verse kruiden toch het lekkerst.
A
vind
B
vinden
C
vond
D
vindt
Slide 11 - Quiz
Wat is hier de juiste spelling?
Verse kruiden ............... (vinden) jij toch het lekkerst?
Verse kruiden ............... (vinden) jij toch het lekkerst?
A
vind
B
vinden
C
vond
D
vindt
Slide 12 - Quiz
Ik
Jij / hij / zij
Wij/jullie / zij
Het werkwoord: voetballen
jij ?
voetbal
voetbalt
voetballen
voetbal
Slide 13 - Question de remorquage
Ik
Jij / hij / zij
Wij/jullie / zij
Het werkwoord: redden
jij ?
red
redt
redden
red
