Herhaling Jong en Oud Hoofdstuk 5 t/m 8

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Herhaling Jong & Oud H 5 t/m 8

Planning

• LessonUp herhaling hoofdstuk 5 t/m 8 (20 min)
• Maken van enkele opdrachten van de zelftesten van                 H 5 t/m 8 (25 min)
• Tijdens het maken van deze opdrachten is er de mogelijkheid om individueel vragen te stellen over de stof.
• Bespreken opdrachten van de zelftesten (25 min)
• ICALT-formulier invullen (10 min)                                                     
  

De koopkracht is afhankelijk van ...

1. het prijsniveau en je behoeften
2. je inkomsten en je uitgaven
3. je inkomsten en je behoeften
4. je inkomsten en het prijsniveau

Wat is inflatie?

1. Stijging van de prijzen
2. Daling van de prijzen
3. Stijging van de koopkracht
4. Het geld wordt meer waard

Wat gebeurt er met de koopkracht als er sprake is van inflatie?

1. De koopkracht blijft gelijk
2. De koopkracht neemt toe
3. De koopkracht neemt af

Het inkomen van Sander is 3% gedaald t.o.v. vorig jaar, de prijzen zijn in dezelfde periode 1,5% gestegen. Hoeveel % is de koopkracht van Sander gedaald of gestegen?

Wie betaalt de premie?

1. De verzekeraar
2. De verzekerde

Iemand met een hoog eigen risico

1. Verwacht veel kosten
2. Verwacht weinig kosten

Eigen risico zorgt voor:

1. Moral Hazard
2. Averechtse selectie
3. Minder informatieasymmetrie
4. Meer informatieasymmetrie

Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen.
Je betaalt dan:

1. meer premie
2. minder premie
3. evenveel premie

Piet wil graag een tweedehands auto kopen. Via Marktplaats heeft hij een prachtige blauwe Peugeot gevonden, voor een klein prijsje. Wanneer hij een kijkje gaat nemen bij de verkoper van deze auto, vertelt de verkoper dat de auto zo goed als nieuw is en dat er amper in is gereden. In deze situatie is er sprake van:

1. Averechtse selectie
2. Asymmetrische informatie
3. Sociale zekerheid
4. Een principaal en zijn agent

Enkele begrippen uit H6

Averechtse selectie: De goede risico's verzekeren zich niet, alleen de slechte risico's blijven over. 

Moreel wangedrag / moral hazard: Als je een verzekering hebt afgesloten ben je minder voorzichtig

Asymmetrische informatie: verzekeraar heeft minder informatie dan de verzekerde

Iedereen heeft recht op een AOW- uitkering als de AOW-leeftijd bereikt is.

1. Juist
2. Onjuist

Door het verhogen van de AOW-leeftijd

1. neemt het aantal actieven toe
2. neemt het aantal inactieven toe
3. wordt de AOW ook hoger
4. Kunnen mensen eerder met pensioen

Wat is een pensioen?

1. Een spaarpotje voor later
2. Dat je niet hoeft te werken
3. Een sociale premie
4. Dit is een uitkering

Pensioen is gebaseerd om het omslagstelsel

1. Juist
2. Onjuist

In een land is de inflatie 3%.
De lonen in het bedrijfsleven stijgen gemiddeld 4%.
Marie heeft een welvaartsvaste uitkering.
Jean heeft een waardevaste uitkering.

1. De uitkering van Marie stijgt met 3%, die van Jean stijgt met 4%.
2. De uitkering van Marie stijgt met 3%, die van Jean stijgt niet.
3. De uitkering van Marie stijgt met 4%, die van Jean stijgt met 3%.
4. De uitkering van Marie stijgt met 4%, die van Jean stijgt niet.

Omslagstelsel 

• bijvoorbeeld AOW. Afhankelijk van aantal jaar inwoner NL
  

Kapitaaldekkingsstelsel 

• bijvoorbeeld bedrijfspensioen. Afhankelijk van aantal deelgenomen jaren.
  

Aan de slag met

Hoofdstuk 5: opdracht 5.12 en 5.13

Hoofdstuk 6: opdracht 6.13 en 6.15

Hoofdstuk 7: opdracht 7.10, 7.11 en 7.13

Hoofdstuk 8: opdracht 8.7 en 8.9