Evenwichten

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Evenwichten

Evenwichtsreacties

Concentratiebreuk

Evenwichtsvoorwaarde

Soorten chemische evenwichten

Rekenen aan evenwichten!

Dynamisch evenwicht

• Heterogeen evenwicht: Als alle stoffen in het evenwicht niet in dezelfde fase zijn (bijvoorbeeld (s) en (aq))
• Homogeen evenwicht: Als alle stoffen in het evenwicht wel in dezelfde fase zijn (bijvoorbeeld alles (aq))
• Tegenhanger van een dynamisch evenwicht: een statisch evenwicht (bijvoorbeeld een wip die in evenwicht is)

Als men de temperatuur van een evenwicht verhoogt, verschuift het evenwicht naar de .........

1. Endotherme kant
2. Exotherme kant

Bij een homogeen evenwicht..

1. staan voor en na de pijl dezelfde stoffen
2. zijn alle stoffen in dezelfde fase
3. staan voor en na de pijl evenveel stoffen
4. hebben alle stoffen dezelfde coëfficiënt

Een chemisch evenwicht is altijd een dynamisch evenwicht omdat:

1. de reacties niet stoppen maar heen- en terug blijven gaan
2. er meerdere stoffen bij de reactie betrokken zijn
3. na verloop van tijd de beginstof(fen) zijn verdwenen
4. na verloop van tijd de concentraties gelijk blijven

Gegeven het evenwicht:

Bij evenwicht geldt altijd:

NO​2​​⇆N​2​​O​4​​

1. de snelheid vd reactie naar links = de snelheid vd reactie naar rechts
2. er treden geen reacties meer op
3. concentraties zijn gelijk
4. % effectieve botsingen = 0

Dynamisch evenwicht of niet?

?

Echt wel!

Nope!

Suiker op de bodem van een glas water.

Stukje ijzer in een glas water.

NO₂ dat ontstaat uit salpeterzuur en koper.

Jood opgelost in een tweelagensysteem van water en hexaan.

Zand op de bodem van een glas zeewater.

Een suspensie van lood(II)jodide in water.

Hiernaast staat het BOE-schema van de vormingsreactie van HI (g) uit de elementen.
Welke concentratie wordt er van elke stof omgezet?

1. 
2. 
3. 
4. 

Gegeven het evenwicht


[HF] = 0,79 mM [(HF)₆] = 0,21 mM
Waar ligt het evenwicht?

(HF)​6​​(g)⇆6HF(g)

1. links
2. rechts
3. in het midden
4. ik heb meer informatie nodig

Bij het evenwicht


is uit 3 mol NO2 bij evenwicht 0,75 mol N2O4
gevormd. Hoeveel stikstofdioxide is er nog over?

2​​​​​NO​2​​​​​​​(g)​​​​​⇆​​​​​N​2​​O​4​​​​​​​(g)

1. 2 mol
2. 0,75 mol
3. 0 mol
4. 1,5 mol

Wat is de concentratie [OH⁻] in een verzadigde oplossing van ijzer(III)hydroxide, Kₛ = 2,8·10⁻³⁹ ?

1. 1,0·10^-10 M
2. 3,0·10^-10 M
3. 1,7·10^-10 M
4. 5,2·10^-10 M