Stunde 1 - Einführung

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Stunde 1 - Einführung

Programm:

- Voorstellen

- Uitleg Duits in de brugklas

- Warum Deutsch?

- Wat weten jullie al?

- Quiz

- Duitse woordjes

Voorstellen:

Uitleg Duits in de brugklas

• Reader
• Geen huiswerk
• Geen toetsen

Warum Deutsch?

Bespreek met je buurman/ buurvrouw

Verzin 2 redenen

Welke woorden ken je al?

Wat weet je al over:

• Duitsland?
• Oostenrijk?
• Zwitserland?

Quiz

Werk in groepjes van 4.

Gebruik 1 boekje om de antwoorden in te schrijven.

Een ander groepje kijkt de antwoorden na.

Vraag 1: Wat is de hoofdstad van Duitsland?

A: Hamburg

B: Emmerich

C: Berlijn

Vraag 2: Hoe heet de snelweg in Duitsland?

A: Autobahn

B: Schnellweg

C: Fahrbahn

Vraag 3: Hoe heet dit Duitse broodje in de vorm van een krakeling?

A: Croissant

B: Pretzel

C: Herzmuschel

Vraag 4: Met welke munt betaal je in Duitsland?

A: De Duitse Mark

B: De euro

C: De gulden

Vraag 5: Hoe heet de regeringsleider van Duitsland?

A: Olaf Scholz

B: Frank-Walter Steinmeier

C: Angela Merkel

Vraag 6: Duitsland is niet ingedeeld in provincies, maar in deelstaten. Hoeveel deelstaten heeft Duitsland?

A: 11

B: 16

C: 20

Vraag 7: Welke landen staan in de top3 van belangrijkste exporteurs aan Duitsland?

A: China, Italië en de Verenigde Staten

B: Rusland, China en Engeland

C: Nederland, China en Frankrijk

Vraag 8: Hoe noemen we het hoofd van de regering in Duitsland?

A: Bondspresident

B: Bondskanselier

C: Bondsraad

Vraag 9: Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland kunt halen?

A: 6

B: 1

C: 10

Vraag 10: Welk sportmerk is niet Duits?

A: Puma

B: Nike

C: Adidas

Vraag 11: Wat is de bijnaam van het Duitse voetbalelftal?

A: Die Bundeself

B: Die deutschen Adler

C: Die Mannschaft

Vraag 12: Welke volgorde (van boven naar beneden) hebben de kleuren van de Duitse vlag?

A: zwart-rood-goud

B: rood-goud-zwart

C: goud-rood-zwart

Vraag 13: Hoeveel inwoners heeft Duitsland?

A: 61 miljoen

B: 71 miljoen

C: 81 miljoen

Vraag 14: Welk automerk is niet Duits?

A: Audi

B: Fiat

C: Porsche

Vraag 15: In Oostenrijk begint de leerplicht met ...

A: vier jaar

B: vijf jaar

C: zes jaar

Vraag 16: Een "Knödel" is Oostenrijks voor een:

A: Deegballetje

B: Driekwartbroek

C: klein ondeugend jongetje 

Vraag 17: De hoofdstad van Oostenrijk is?

A: Innsbruck

B: Linz

C: Wien

Vraag 18: Wat is een "Semmel" in Oostenrijk?

A: Een berghut

B: Een broodje

C: Een verzamelaar

Vraag 19: Een Oostenrijkse groet is:

A: Adee

B: Sälü

C: Servus

Vraag 20: Waar bevindt zich de Zwitserse regering?

A: Davos

B: Bern

C: Zürich

Vraag 21: Welke stad in Zwitserland heeft de meeste inwoners?

A: Lausanne

B: Zürich

C: Genf

Vraag 22: Welk levensmiddel wordt vaak met Zwitserland geassocieerd?

A: Kaas

B: Aardappelen

C: Pizza

Vraag 23: Wat is de oppervlakte van Zwitserland?

A: 41.000 km2

B: 2.500 km2

C: 55.000 km2

Vraag 24: Hoeveel inwoners heeft Zwitserland ongeveer?

A: 7.000.000

B: 3.000.000

C: 12.000.000

Einde!

Wissel je boekje met een ander groepje (ieder boekje schuift 1 groepje op)

Pak een andere kleur pen, dan gaan we nakijken!

Antwoorden:

1: C

2: A

3: B

4: B

5: A 

6: B

7: C

8: B

9: B

10: B

Antwoorden:

11: C        

12: A                  

13: C   

14: B  

15: C           

16: A           

17: C           

18: B           

19: C          

20: B         

21: B

22: A

23: A

24: A

Duitse woordjes

Aufgabe 1.4 Seite 10