Herhaling H5 en H6 lezen

Lezen H5 en H6
Inleiding, middenstuk, slot
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lezen H5 en H6
Inleiding, middenstuk, slot

Slide 1 - Diapositive

Wat is de goede volgorde in een tekst?
A
Slot, inleiding, middenstuk
B
Inleiding, middenstuk, slot
C
Slot, middenstuk, inleiding
D
Middenstuk, inleiding, slot

Slide 2 - Quiz

Inleiding
Middenstuk
slot

Slide 3 - Diapositive

De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Vaak wordt er een voorbeeld of een grappig verhaaltje opgeschreven
Per alinea wordt nieuwe informatie gegeven over het onderwerp.

De tekst wordt samengevat, er wordt een conclusie gegeven.
Hierin wordt geen nieuwe informatie meer gegeven.
Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 4 - Question de remorquage

samenvatting
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 5 - Quiz

deelonderwerpen
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 6 - Quiz

Anekdote
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 7 - Quiz

conclusie
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 8 - Quiz

Lezen H5 Tekstdoelen

Slide 9 - Diapositive

Wat weet je nog over
de verschillende tekstdoelen?

Slide 10 - Carte mentale

Slide 11 - Diapositive

tekstdoel?

Slide 12 - Diapositive

Tekstdoel?

Slide 13 - Diapositive

Tekstdoel?

Slide 14 - Diapositive


Tekstdoel?
A
Informeren
B
iets laten doen (activeren)
C
Vermaken (amuseren)

Slide 15 - Quiz

Tekstdoel?
A
Informeren
B
iets laten doen (activeren)
C
Vermaken (amuseren)

Slide 16 - Quiz

Tekstdoel?
A
Iets leren of uitleggen (instrueren)
B
Vermaken (amuseren)
C
Een mening geven (overtuigen)
D
Informeren

Slide 17 - Quiz

Tekstdoel?
A
Informeren
B
Iets laten doen (activeren)
C
Iets leren of uitleggen (instrueren)
D
Vermaken (amuseren)

Slide 18 - Quiz

Tekstdoel?
A
Informeren
B
Iets laten doen (Activeren)
C
Vermaken (amuseren)
D
Een mening geven (overtuigen)

Slide 19 - Quiz

Lezen H6
Doel van een illustratie

Slide 20 - Diapositive

Welk doel heeft de
volgende afbeelding?
A
Extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt.
B
De tekst aantrekkelijker maken, want de illustratie past bij de tekst.
C
De tekst aantrekkelijker maken, want de illustratie trekt de aandacht

Slide 21 - Quiz

Doel van een illustratie bij een tekst
  • Extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt.
  • De tekst aantrekkelijker maken, want de illustratie past bij de tekst.
  • De tekst aantrekkelijker maken, want de illustratie trekt de aandacht.

Slide 22 - Diapositive

Welk doel heeft de
volgende afbeelding?
A
Extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt.
B
De tekst aantrekkelijker maken, want de illustratie past bij de tekst.
C
De tekst aantrekkelijker maken, want de illustratie trekt de aandacht

Slide 23 - Quiz


Hoe kun je bewust lezen gebruiken?

Slide 24 - Question ouverte

Woordenschat  H4- tegenstellingen

Slide 25 - Diapositive

Woordraadstrategieën
H1  : Synoniem
H2 : Een omschrijving zoeken
H3 : Een voorbeeld zoeken
H4 : Een tegenstelling zoeken
H5 : Een bekend woorddeel zoeken

Slide 26 - Diapositive

Welke tegenstellingen ken je?

Slide 27 - Question ouverte

tegenstellingen
Woorden die het tegengestelde of bijna tegengestelde betekenen, zijn tegenstellingen van elkaar.

Slide 28 - Diapositive

zoenen en kussen zijn:
A
omschrijvingen
B
synoniemen
C
tegenstellingen

Slide 29 - Quiz

complex en simpel zijn:
A
omschrijvingen
B
synoniemen
C
tegenstellingen

Slide 30 - Quiz

Woordenschat H5 
Bekend woorddeel zoeken

Slide 31 - Diapositive

Woordraadstrategieën
H1  : Synoniem
H2 : Een omschrijving zoeken
H3 : Een voorbeeld zoeken
H4 : Een tegenstelling zoeken
H5 : Een bekend woorddeel zoeken

Slide 32 - Diapositive

Pas woordraadstrategie "Zoek een bekend woorddeel" toe. Wat betekent het woord "Klantvriendelijk"
A
Onbeschoft gedragen naar klanten
B
Een prettige houding naar klanten hebben

Slide 33 - Quiz

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving

Slide 34 - Quiz

Gebruik de woordraadstrategie 'zoek een bekend woorddeel'.
Wat betekent het woord onbetaald?

Slide 35 - Question ouverte

Gebruik de woordraadstrategie 'zoek een bekend woorddeel'.
Wat betekent het woord draadloos?

Slide 36 - Question ouverte


Voorbeelden van feiten

Slide 37 - Carte mentale


Wat denk je dat een mening is?

Slide 38 - Question ouverte

Feit
Mening

Ik vind dat in Nederland veel heuvels voorkomen.

Limburg heeft heuvels, Groningen is helemaal vlak.

Een fluohesje dragen in het verkeer is veilig.
 
Een bezoek aan een museum is altijd boeiend.

Wat een prachtig doelpunt!

Jeroen zegt dat Nederlands een ontzettend saai vak is.

Iedereen is anders.

Slide 39 - Question de remorquage

Theorie (feiten en meningen)
Feit = iets wat werkelijk zo is of wat werkelijk gebeurd is. 
         = kun je controleren

Mening = wat een persoon van iets vindt. 
                 = verschillen vaak. 
                 = standpunt, oordeel, opinie, opvatting.

Slide 40 - Diapositive

Noem synoniemen voor 'mening'.

Slide 41 - Question ouverte

Je leest een moeilijk woord in de tekst. Hoe pak jij dat aan?

Slide 42 - Question ouverte

Theorie (moeilijkewoordenwijzer)
1. Is het woord belangrijk?
2. Leid de betekenis af uit de context (= zinnen in de buurt van het woord)
- omschrijving              - tegenovergesteld woord
- synoniem                     - een zin die je op een idee brengt.
- voorbeeld
3. Geen aanwijzing in de tekst? Woordenboek of vragen!

Slide 43 - Diapositive

Welke vraag stel je jezelf als je een moeilijk woord tegenkomt?

Slide 44 - Question ouverte

Wat betekent 'remedie' (r. 7)?
Antwoord
medicijn/oplossing

Slide 45 - Diapositive

Wat is 'de context'?

Slide 46 - Question ouverte

Noem vijf zaken waaruit je de betekenis van een moeilijk woord kunt afleiden.
Hint
Een synoniem, ..., ..., ..., ...

Slide 47 - Question ouverte

Goed gewerkt!
Wat kun je nu doen?
A) De theorie Nederlands leren.
B) Een ander vak leren voor de toetsweek.
C) Lezen in het leesboek.

Slide 48 - Diapositive