Rekenen

Goedemorgen!
Je mag 1(!) emoji in de chat zetten die laat zien hoe je je op dit moment voelt.
Doelen van vandaag:
  •  Ik weet dat in rekentaal met 100% ALLES bedoeld wordt
  • Ik kan rekenen met 1%
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5-8

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!
Je mag 1(!) emoji in de chat zetten die laat zien hoe je je op dit moment voelt.
Doelen van vandaag:
  •  Ik weet dat in rekentaal met 100% ALLES bedoeld wordt
  • Ik kan rekenen met 1%

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent heet woord procent?
A
Ik heb geen idee juf...
B
Deel van de 1000
C
Deel van de 100
D
Hoeveel korting je krijgt

Slide 2 - Quiz

Procent-> deel van de 100
  • Geheel is 100% 

Slide 3 - Diapositive

Geheel (100%)
Deel
Chocoladereep €2,50

Chocoladereep
50% korting -> €1,75
Hele taart
Stukje taart
De oude benzine prijs
€ 1,65 per liter
 
De nieuwe benzine prijs €1,70 per liter

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is waar over 1%? (Er zijn meerdere antwoorden goed)
A
Het betekent 1 van de 100
B
Altijd minder dan 5%
C
Om de 1% uit te rekenen, deel ik het geheel door 100
D
Altijd meer dan 100%

Slide 5 - Quiz

Wat is 1% van 300?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe reken ik 1% uit van een geheel?

Stap 1: Ik zoek in het verhaal naar het geheel. Dit is 100%
Stap 2: Ik deel het geheel door 100.

Slide 7 - Diapositive

Ik wil een nieuwe televisie in de uitverkoop kopen, deze kostte €400,-
Ik krijg 1% korting. Wat is het geheel in deze vraag?

A
10 euro
B
400 euro
C
10 procent
D
400 procent

Slide 8 - Quiz

Stap 1: Ik zoek in het verhaal naar het geheel.  Dit is 100%

Slide 9 - Diapositive

Ik wil een nieuwe televisie in de uitverkoop kopen, deze kostte €400,-
Ik krijg 1% korting.
Wat is 1% van €400,-?
A
400 eurox100%= 40 000 euro
B
400 euro: 400%= 1 Euro
C
400 euro: 100%=4 euro
D
Euuhhhhh...

Slide 10 - Quiz

Stap 2: Ik deel het geheel door 100

Slide 11 - Diapositive

De nieuwe televisie kostte €400,-
Ik kreeg 1% korting, dus €4,- korting.
De nieuwe prijs van de televisie is dus...

Slide 12 - Question ouverte