H1 - Ontwikkeling - herhaling

H1
Ontwikkeling
herhaling
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H1
Ontwikkeling
herhaling

Slide 1 - Diapositive

Wat is een ander woord voor rijkdom?
A
Welzijn
B
Economie
C
Welvaart
D
Koopkracht

Slide 2 - Quiz

Rijke landen
Arme landen
tussen in
Volgers
Koplopers
Achterblijvers
Centrum
Ontwikkelingslanden

Slide 3 - Question de remorquage

Wat betekent BNP/hoofd
A
Belangrijkste Nederlandse persoon
B
Bruto nationaal product
C
Binnenlandse nationale productie
D
Bruto Nederlands product

Slide 4 - Quiz

Wat is infrastructuur?

Slide 5 - Question ouverte

Wat zijn BRIC landen?
A
Brazilië, Rusland, India, China
B
België, Roemenië, Italië, Cyprus
C
België, Roemenië, Ierland, Cyprus
D
Brazilië, Rusland, Indonesië, China

Slide 6 - Quiz

Wat betekent alfabetiseringsgraad
???

Slide 7 - Question ouverte

Als je over welzijn van een land iets wilt weten, dan kijk je naar...
A
Alfabetiseringsgraad, inkomen en belasting
B
Levensverwachting, inkomen, bbp/per hoofd
C
Levensverwachting, alfabetiseringsgraad en koopkracht
D
BBP/hoofd, koopkracht en armoedegrens.

Slide 8 - Quiz

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 9 - Question de remorquage

Hoeveel verdient de gemiddelde Nederlander per jaar?
A
33 000 euro
B
330 000 euro
C
13 000 euro
D
3000 euro

Slide 10 - Quiz

Formele sector
Informele sector

Slide 11 - Question de remorquage

De handelsbalans van Nederland is...
A
laag
B
negatief
C
hoog
D
positief

Slide 12 - Quiz

De vestigingsplaatsfactor is...
A
de reden om nog meer snelwegen te bouwen
B
de reden om de Rotterdamse haven uit te breiden
C
de reden voor een bedrijf om zich ergens te vestigen
D
de reden om je handen te wassen

Slide 13 - Quiz

Welke plaatjes horen bij infrastructuur?

Slide 14 - Question de remorquage

Noem twee mainports van Nederland.

Slide 15 - Question ouverte

De meeste Nederlanders werken in
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector

Slide 16 - Quiz

Het belangrijkste achterland voor Nederland is
A
België en Duitsland
B
Achterhoek
C
Noord Frankrijk
D
Ruhrgebied

Slide 17 - Quiz

Wat betekent het begrip ''distributie"
A
Verbindingen in een land, zoals wegen
B
Belangrijke vliegveld in een land.
C
Productie van goederen
D
Het vervoeren en verdelen van goederen

Slide 18 - Quiz

Sociale ongelijkheid betekent dat er verschillen zijn tussen de rijke en de arme mensen.
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms
D
In het voorjaar

Slide 19 - Quiz

Nederland investeert veel geld om infrastructuur te verbeteren. Geef hier twee voorbeelden van.

Slide 20 - Question ouverte

Regionale ongelijkheid betekent dat er verschillen zijn tussen de rijke en de arme mensen.
A
Waar
B
Niet waar
C
Waarschijnlijk

Slide 21 - Quiz

Regionale ongelijkheid betekent dat er verschillen zijn tussen de rijke en de arme gebieden (regio's).
A
Waar
B
Niet waar
C
Waarschijnlijk

Slide 22 - Quiz

Hoe heet ongelijkheid tussen arme en rijke mensen?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive