ls je wilt zeggen van wie of wat iets is, schrijf je een -s achter het woord:
Daans tas, Mounirs agenda, een Amsterdams paaltje.
Achter woorden die op een lange klinker eindigen die je met één letter schrijft, gebruik je een apostrof voor de -s:
Emma’s rugzak, HEMA’s aanbieding, Gaby’s agenda, Otto’s fiets.