4VMBO - Les 5 P2 - der/die/ das schrijven: e-mail

   Deutsch!    

4M
Les 5 P2
Gutentag
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

   Deutsch!    

4M
Les 5 P2
Gutentag

Slide 1 - Diapositive

Planung

SO2
4bk - redemittel
4m - woorden en naamvallen

schrijfopdracht 1
schrijfopdracht 2

Slide 2 - Diapositive

   eine informelle
   E-Mail schreiben

Slide 3 - Diapositive

formeel / informeel
Je hebt formele en informele correspondentie.
 
Bij informele correspondentie schrijf je aan een goede bekende, vriend of familielid. Ook berichtjes aan leeftijdsgenoten die je niet kent, rekenen we tot de informele correspondentie. > losjes

Bij formele correspondentie schrijf je aan iemand die je niet kent of aan een bedrijf.  > stijf/ afstandelijk








Slide 4 - Diapositive

Gebruik je in een informele brief 'du' of 'Sie' als aanspreekvorm?
A
du
B
Sie

Slide 5 - Quiz

Welke correspondentie is géén informele correspondentie.
A
een uitnodiging voor een familiefeest
B
een bedankje aan een Duitse tante
C
een reactie op een online advertentie
D
een brief aan een Duitse scholier

Slide 6 - Quiz

Welke term mag je NIET gebruiken bij formele correspondentie?
A
Ihnen
B
Sie
C
dein
D
Ihre

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Wie lautet die Anrede
(persönliche Mail, also informell)?
A
Gute Tamara,
B
Beste Tamara,
C
Liebe Tamara,
D
Tschüs Tamara,

Slide 9 - Quiz

Schreibe weiter:

Lieber Peter,
A
wie geht es dir?
B
Wie geht es dir?
C
Wie geht es dir?
D
wie geht es Dir?

Slide 10 - Quiz

Wie lautet der Gruß am Schluss?
A
Mit freundlichen Grüßen
B
Liebe Grüße
C
Auf Wiederhören
D
Tschüs

Slide 11 - Quiz

Anrede informell
Bedenk van te voren aan wie je de mail stuurt.
Is het een jongen gebruik dan:    Lieber Fritz,
Is het een meisje gebruik dan:     Liebe Ullrike,

Let op de , (komma) na de naam!

Slide 12 - Diapositive

Einleitung
Je start je zin met een kleine letter. Dit komt doordat je een komma hebt gebruikt bij de aanhef. De zin is daardoor nog niet ten einde.
Begin de e-mail bijvoorbeeld met de volgende 2 zinnen:
Wie geht es dir? Mir geht es gut.



Slide 13 - Diapositive

Schluss
Je sluit je e-mail meestal af met een zin die refereert aan de toekomst.

 Ich hoffe, du schreibst mir bald zurück...
 Schreibst du mir bald zurück?
Bitte, gebe mir Bescheid, ob du kommen kannst...
Ich würde mich freuen, wenn du mir besuchen wirst.

Slide 14 - Diapositive

Gruß
Bij een persoonlijke e-mail sluit je als volgt af:

Viele Grüße / Liebe Grüße / LG

Kies eentje die je leuk vindt.
(let op! Geen komma erachter!)

Slide 15 - Diapositive

Redemittel
> terug te vinden in je boek

Bijvoorbeeld:
Vielen Dank für deine E-Mail.
Herzlichen Glückwunsch zu ..... .
Schreib bald wieder!
Ich freue mich darauf, dich bald wieder zu sehen.

Slide 16 - Diapositive

inhoud - alle elementen verwerkt? is de brief netjes? heb je je aan de e-mailconventies gehouden?
communicatie -  is de brief goed opgebouwd? is het logisch? is het doel van je correspondentie overgebracht?
grammatica - staan er geen spel- en taalfouten in? Naamvallen, werkwoorden en ook zinsopbouw in orde?
netheid - zijn de hoofdletters en interpunctie goed?

Beurteilung  - beoordeling

Slide 17 - Diapositive

Wiederholung 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Der, die oder das?

Freunde
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

Der, die oder das?
Bett
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Der, die oder das?
Freitag
A
der
B
das
C
die

Slide 25 - Quiz

der, die oder das?

Königin

A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

der, die oder das?
Chatfreundin
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

... Sommer
A
die
B
der
C
das

Slide 29 - Quiz

... Sauberkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

Föhn
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quiz

Mikrowelle
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quiz

... Mannschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quiz

... Lehrer
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quiz

... Glück
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quiz

Entwicklung
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Wat is het geslacht van ...?
.... Straßenhund

Slide 39 - Question ouverte

Wat is het geslacht van ...?
.... Gartenhaus

Slide 40 - Question ouverte

Wat is het geslacht van ...?
.... Wurstbrot

Slide 41 - Question ouverte

Plaats het woord bij 'der, die (v), das of die (mv)'
Plaats de volgende 17 woorden in de juiste vak.
der
(m)
die
(v)
das
(o)
Mehrzahl
Bundeskanzlerin
Einkauszentrum
Gesundheit
Eltern
Hamster
Wind
Herbst
Wiederholung
Blume
Blumen
Seen
Farbe
Kind
Krankenhaus
Polizist
Dorf
Lampen

Slide 42 - Question de remorquage

Lernziele
Wat moet je kunnen?
1. Je weet wat een lidwoord en een zelfstandig naamwoord is. 
2. Je weet welke woorden het lidwoord ‘der’ krijgen.
3. Je weet welke woorden het lidwoord ‘die’ krijgen.
4. Je kent o.a. de uitgangen –ung, -in, -heit en -keit als woordeinde voor vrouwelijke woorden.
5. Je weet welke woorden het lidwoord ‘das’ krijgen.
6. Je weet dat het woordeinde ‘-chen’ een verkleinwoord is en het lidwoord ‘das’ krijgt.
Je kent een aantal uitzonderingen op de regels, bijvoorbeeld Junge en Nacht.

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

der
woorden die zijn afgeleid van de stam van een werkwoord

beginnen - der Beginn
einsetzen - der Einsatz
ablaufen - der Ablauf

Slide 45 - Diapositive

woorden die eindigen op:
- ung  (die Wohnung)
- keit  (die Möglichkeit_
- heit   (die Gesundheit)
- tät   (die Universität)
- schaft  (die Gefangenschaft)

en de meeste woorden op -e

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

auf wiedersehen

Slide 49 - Diapositive