Dag 3

Thema 3
Wonen
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 3
Wonen

Slide 1 - Diapositive

de buurt
  • een deel van een stad 
  • buurt - buurten
  • zin: Ik woon in de buurt van de school.
  • zin: In mijn buurt wonen veel kinderen.
12

Slide 2 - Diapositive

dank
  • je bent ergens blij om
  • dankbaar
  • zin: Bedankt dat je me wilt helpen.
  • zin: Dank je wel.
13

Slide 3 - Diapositive

die
  • aanwijzen
  • iets wat verder weg is
  • die < > deze
  • zin: Die fiets vind ik wel mooi; deze niet.
  • zin: Is die pen van jou of is deze pen van jou?
14

Slide 4 - Diapositive

het dier
  • geen mens, geen plant
  • het dier - de dieren
  • zin: Een kat is een dier.
  • zin: In het bos leven veel dieren.
15

Slide 5 - Diapositive

het ding
  • een voorwerp
  • het ding - de dingen
  • zin: Als ik ga schrijven heb ik twee dingen nodig: een potlood en een papier. 
16

Slide 6 - Diapositive

Maak een zin met:
werkwoord: wonen - de buurt - ik
Dag 2
12

Slide 7 - Question ouverte

Dag 2
12
timer
1:00
Welk gebouw is er in jouw buurt?

Slide 8 - Carte mentale

Maak een goede zin.
Wie bedank jij? Waarom?
Dag 2
13

Slide 9 - Question ouverte

A - Ik eet die appel op.
B - Ik lees die boek.
C - Ik pak die kip.
D - Ik drink uit die glas.
Dag 2
14
A
A - goed B - fout C - goed D - goed
B
A - goed B - fout C - goed D - fout
C
A - goed B - goed C - goed D - fout
D
A - goed B - fout C - fout D - goed

Slide 10 - Quiz

Een kip is een ..................
De kip is ........... als hij een ei legt.
Het ei is een ......................
Dag 2
9-15-16
A
dier - blij - dier
B
dier - blij - ding
C
ding - blij - ding
D
dier - buiten - dier

Slide 11 - Quiz