Naamvallen herhaling basis (ontleden 1ste, 3de en 4de)

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele dieser Unterrichtsstunde:

1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.
2. Je kent de vormen van de DER-groep en EIN- Gruppe.
4. Je kent de vormen van het persoonlijk voornaamwoord.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele dieser Unterrichtsstunde:

1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.
2. Je kent de vormen van de DER-groep en EIN- Gruppe.
4. Je kent de vormen van het persoonlijk voornaamwoord.

Slide 1 - Diapositive

Ken jij de vormen nog?
m
v
o
mv
1ste
der
ein
3de
4de

Slide 2 - Diapositive

Der Gruppe & Ein Gruppe

Slide 3 - Diapositive

Hoe goed kende je de vormen nog?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

Kurz üben...

Slide 5 - Diapositive



De bepaalde lidwoorden en dies-, jed-, jen-, manch-, solch- etc. horen bij de .... 
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 6 - Quiz

De bezittelijke voornaamwoorden (mein, dein, sein, enz.) horen bij de ...
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 7 - Quiz

Mannelijk woord der-Gruppe wordt in de derde naamval
A
der
B
dem
C
das
D
den

Slide 8 - Quiz

Onzijdig woord der-Gruppe in de vierde naamval
A
der
B
das
C
die
D
dem

Slide 9 - Quiz

Vrouwelijk woord der-Gruppe wordt in de derde naamval
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 10 - Quiz

Mannelijk woord ein-Gruppe wordt in de eerste naamval
A
einer
B
ein
C
eine
D
einen

Slide 11 - Quiz

Vrouwelijk woord ein-Gruppe wordt in de vierde naamval
A
eine
B
einer
C
eines
D
einen

Slide 12 - Quiz

Onzijdig woord ein-Gruppe wordt in de eerste en vierde naamval
A
eine
B
einem
C
eines
D
ein

Slide 13 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord
Was weisst du noch?

Slide 14 - Diapositive

Ken jij de vormen nog van het persoonlijk voornaamwoord?
ich
mir
mich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 15 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord kent in het Duits ook naamvallen

Slide 16 - Diapositive

Hoe goed kende je de vormen nog?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage

Kurz üben...

Slide 18 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord U in de 4e naamval is?
A
sie
B
Sie
C
euch
D
Ihnen

Slide 19 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord jij in de 3e naamval is?
A
du
B
dich
C
ihr
D
dir

Slide 20 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord het in de 3e naamval is?
A
es
B
ihm
C
mir
D
sie

Slide 21 - Quiz

Stappenplan naamvallen
Stap 1: Wat is het geslacht? 
Stap 2: Staat er een voorzetsel in de zin?
Ja          Kies meteen de juiste groep en vorm.   
Nee           Ga naar stap 3.   
Stap 3: ontleden en kies de juiste groep en vorm.
   

Slide 22 - Diapositive

Kurz üben...

Slide 23 - Diapositive

Meine Mutter hat einen kleinen Bruder.
Welke naamvallen zitten in deze zin
A
1e + 4e
B
3e + 4e
C
1+3e

Slide 24 - Quiz


Vul de juiste naamvallen in:
D... Junge sieht d... Hund
A
Der Junge, den Hund
B
Das Junge, der Hund
C
Der Junge, der Hund
D
Den Junge, den Hund

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
D... Mann schenkt d... Kind ein Kaugummi.
A
Die Mann, das Kind
B
Der Mann, die Kind
C
Der Mann, dem Kind
D
Die Mann, den Kind

Slide 26 - Quiz

Kennst (jij)..... (hem) .....?
A
du - ihn
B
du - ihm
C
dir - ihn
D
dich - ihm

Slide 27 - Quiz

Dies... Männer kaufen ein.... Auto.
A
Diese - einer
B
Diesen - einen
C
Diese - ein
D
Diese - einem

Slide 28 - Quiz

Mehr üben auf:

https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm

Slide 29 - Diapositive