Les 3: figuurlijk taalgebruik

Welkom!
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: tegen de lamp lopen --> je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 4 - Diapositive


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 5 - Diapositive

Letterlijk of figuurlijk
Maakt deze jurk mij dik?

Nee.
Dat kan ook helemaal niet. Die moorkoppen, die maken je dik.

Slide 6 - Diapositive

En nu even oefenen!

Slide 7 - Diapositive

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quiz

Ik heb een wond aan mijn hoofd
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quiz

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quiz

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
De tandarts zei dat er een gat in mijn kies zit.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 16 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Zij sprong een gat in de lucht na het horen van de uitslag.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 17 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Het kind viel en had een gat
in zijn hoofd.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Vidéo

Ik begrijp wat er met letterlijk & figuurlijk taalgebruik wordt bedoeld.
A
Ja
B
Nog niet helemaal
C
Nee

Slide 20 - Quiz

Ik herken letterlijk & figuurlijk taalgebruik in een tekst.
A
Ja
B
Nog niet helemaal
C
Nee

Slide 21 - Quiz

Ik kan beoordelen of figuurlijk taalgebruik wel of niet gepast is in een bepaalde situatie.
A
Ja
B
Nog niet helemaal
C
Nee

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive


Is het kwartje al gevallen bij je?
Is dit letterlijk of figuurlijk?

Slide 30 - Question ouverte

Wat vind je nog lastig?

Slide 31 - Question ouverte