Les 11, 20 sept havo vwo hs 1 spelling pvtt

timer
10:00
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Denken jullie aan het gedicht?

Slide 2 - Diapositive

Denken jullie aan het gedicht?

Slide 3 - Diapositive

Denken jullie aan het gedicht?

Slide 4 - Diapositive

Denken jullie aan het gedicht?

Slide 5 - Diapositive

Werkwijzer met alle opdrachten tot de toets.
Dan kun je voortuitwerken als je dat wilt.
Dat hoeft niet, maar het mag wel!

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordspelling

Slide 7 - Diapositive


Slide 8 - Question ouverte


Slide 9 - Question ouverte

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Ik vorm
Ik vorm + T
Meervoud

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Je loopt wel erg vlug.
Loop je altijd zo snel?

Als je (of jij) in de zin voor de PV staat, schrijf je stam +t: jij loopt.
Als je (of jij) in de zin achter de PV staat, schrijf je stam: loop jij?

Bij het werkwoord lopen hoor je dit verschil wel, maar bijvoorbeeld bij het werkwoord kneden is dat niet het geval:
Jij kneedt het deeg.
Kneed jij het deeg?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Mijn vader …........................... altijd meer zakgeld.
…........................... jij nu echt een avondje uit aan Henk?  
Ik …...........................  nooit meer een marathon te rennen!
Hij heeft nog nooit een gouden horloge …........................... 
Wij …...........................  dat we aardig voor de juf zijn. 
…...........................  jullie aan mij iedere dag een kaart te sturen?
…...........................  Piet te gaan trouwen met Fatima?  
belooft
beloven
beloofd
beloof
Beloven
Belooft
Beloof

Slide 19 - Question de remorquage

Ik …………………………………. morgen naar een andere slaapkamer.
…………………………………. hij naar de andere kant van de wereld?
Hij is in zijn leven 6 maal ………………………………….
De katten …………………………………. tijdens de vakantie naar oma.
…………………………………. jij nooit meer in je leven?
Marie ………………………………….naar een ander huis in de straat.
…………………………………. de vogel nu de nootjes naar die andere hoek? 

Verhuisd
verhuist
Verhuis
verhuizen
verhuisd
Verhuist
verhuis

Slide 20 - Question de remorquage

Hij ................ de vraag van de
docent weer niet!
A
beantwoord
B
beantwoorden
C
beantwoordt

Slide 21 - Quiz

Achmed ........... aan zijn moeder dat hij nooit meer vuurwerk zal afsteken.
A
beloof
B
beloofd
C
belooft
D
beloven

Slide 22 - Quiz

.............. je nog van mij?
A
Houden
B
Houdt
C
Houd

Slide 23 - Quiz

Ik heb het gevoel dat ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd beheers.
010

Slide 24 - Sondage

Slide 25 - Diapositive

Wat gaan we nog meer doen vandaag?
Woordenschat, blz. 56
Woordraadstrategie, zoek een omschrijving of definitie

  • Nakijken: opdracht 1 t/m 3
(en spelling, blz 36, opdr 1 t/m 5)



Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Diapositive

Huiswerk voor morgen (dinsdag):

Hoofdstuk 2 Woordenschat, blz. 58
Maken: opdracht 4 en 5



Slide 29 - Diapositive

Opdracht 6, woordenboekspel
  • Maak groepjes van 5 of 6 leerlingen
  • Kies een spelleider
  • De spelleider kiest een woord uit het woordenboek dat niemand kent
  • Alle spelers schrijven een betekenis op een briefje
  • De spelleider leest de briefjes voor
  • De spelers raden wat de juiste betekenis is
  • Wie de goede betekenis weet krijgt een punt
  • Kiest iemand een verzonnen definitie? Dan gaat het punt naar degene die de definitie verzon

Slide 30 - Diapositive