BS 13.2: De bloedsomloop en de bloedvaten

BS 13.2: De bloedsomloop en de bloedvaten
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BS 13.2: De bloedsomloop en de bloedvaten

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Herhaling 13.1
  2. Leerdoelen
  3. Uitleg BS 13.2
  4. Opdrachten maken

Slide 2 - Diapositive

Herhaling 13.1
  • Welke bloedcellen zijn er?
  • Wat zijn de functies van deze bloedcellen?
  • Hoe werkt bloedstolling?
  • Welke specifieke stof geeft de kleur aan rode bloedcellen en wat is de functie?

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens de kleine en de grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
  • Je kunt de drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen en je kunt de samenstelling van het bloed daarin aangeven.

Slide 4 - Diapositive

Bloedvatenstelsel
Het bloedvatenstelsel is een orgaanstelsel: dus meerdere organen werken samen.

Bloedvatenstelsel bestaat uit:
  • Hart
  • Bloedvaten: aders, slagaders en haarvaten

Slide 5 - Diapositive

Wat voor bloedsomloop hebben mensen?
A
Een enkele
B
Een dubbele
C
Een driedubbele
D
Een gewone

Slide 6 - Quiz

Bloedsomloop

Dubbele bloedsomloop:
Per omloop (volledig rondje langs álle organen) gaat het bloed 2x door het hart.

Slide 7 - Diapositive

Kleine bloedsomloop


Van hart naar longen en terug

Functie:
Zuurstof halen in de longen, koolstofdioxide afgeven aan de longen

Slide 8 - Diapositive

Grote bloedsomloop

Van hart naar overige organen en terug

Functie:
Zuurstof en voedingsstoffen naar de organen brengen, koolstofdioxide en afvalstoffen ophalen

Slide 9 - Diapositive

Begrijp dus dat beide plaatjes ongeveer hetzelfde zijn maar dat het linker plaatje erg versimpeld is!

Slide 10 - Diapositive

Welke drie typen bloedvaten zijn er?

Slide 11 - Question ouverte

Typen bloedvaten


  1. Aders
  2. Slagaders
  3. Haarvaten

Slide 12 - Diapositive

Waarom hebben aders kleppen?

Slide 13 - Question ouverte

Aders
  • Stroomt naar hart toe
  • Lage bloeddruk
  • Dunne wand
  • Geen “slag” merkbaar
  • Meestal ondiep in het lichaam
  • Kleppen zodat bloed niet terug stroomt

Slide 14 - Diapositive

Slagaders
  • Stroomt weg van het hart
  • Hoge bloeddruk
  • Dikke, stevige en elastische wand
  • “Slag” voelbaar in o.a. polsen
  • Meestal diep in lichaam
  • Alleen kleppen in aorta en longslagader

Slide 15 - Diapositive

Verschil bloeddruk aders en slagaders
Bloeddruk = druk van bloed tegen wand van bloedvat

Slide 16 - Diapositive

Aders
Slagaders
Richting hart
Wanddikte

Kleppen ja/nee?
Bloeddruk

Naartoe
Van af
Dik
Dun
Ja
Nee
Hoog
Laag

Slide 17 - Question de remorquage



Aders
  • Stromen naar hart toe
  • Meestal zuurstofarm (behalve longader)
  • Dunne wand
  • Kleppen
  • Lage bloeddruk


Slagaders
  • Stromen van hart af
  • Meestal zuurstofrijk (behalve longslagader)
  • Dikke wand
  • Geen kleppen
  • Hoge bloeddruk
Samenvatting aders/slagaders

Slide 18 - Diapositive

Haarvaten
Wand van een cellaag dik
Door dunne laag kunnen stoffen erdoorheen: 
  • zuurstof
  • voedingsstoffen
  • witte bloedcellen
  • afvalstoffen
 

Slide 19 - Diapositive

Benaming
Meestal de naam van en waar ze naartoe lopen

  • Beenslagader
  • Halsader
  • Darmslagader
  • Nierader

Slide 20 - Diapositive

Poortader
Tussen maag/darmen en lever

Zo kunnen de net opgenomen voedingsstoffen nog gefilterd worden in de lever

Slide 21 - Diapositive

Bij welk bloedvat is de concentratie glucose het laagst?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten
D
Allemaal even hoog

Slide 22 - Quiz

Glucose in bloed
Glucose nodig voor verbranding in organen
Dus aders hebben lagere concentratie glucose dan slagaders

  • In poortader dus niet want opname van glucose is in de darm
  • In lever opslag van glycogeen (is omgezette glucose)

Slide 23 - Diapositive

Opdrachten maken
Maak BS 13.2: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6, 7

Slide 24 - Diapositive

Wat hebben we geleerd?
  1. Welke 3 typen bloedvaten zijn er?
  2. Wat is de opbouw van de wand van de 3 typen?
  3. Waar zitten de 3 typen bloedvaten?
  4. Zijn ze zuurstofarm of zuurstofrijk?
  5. Waar zit de poortader en wat is de functie?

Slide 25 - Diapositive