week 4 les 4
Typ het woord dat je hoort
1 / 15
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Typ het woord dat je hoort
Slide 1 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 2 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 3 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 4 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 5 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 6 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 7 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 8 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 9 - Question ouverte
krijgen
t.t. Mijn zusje werkt nauwkeurig, zij..........een complimentje.
t.t. Mijn zusje werkt nauwkeurig, zij..........een complimentje.
Slide 10 - Question ouverte
hijsen
t.t. De matroos...........de zeilen.
t.t. De matroos...........de zeilen.
Slide 11 - Question ouverte
richten
v.t.De schutter.........nauwkeurig op zijn doel.
v.t.De schutter.........nauwkeurig op zijn doel.
Slide 12 - Question ouverte
doen
v.t. Wie..........de deur open?
v.t. Wie..........de deur open?
Slide 13 - Question ouverte
opendoen
Wie heeft de deur............?
Wie heeft de deur............?
Slide 14 - Question ouverte
lijden
De zieke heeft veel pijn.............
De zieke heeft veel pijn.............
