Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Spelling H.6
Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Je weet wanneer je een komma moet plaatsen.
Je weet wanneer je een dubbele punt moet plaatsen.
Je kunt aanhalingstekens op de juiste plek in een zin plaatsen.
Slide 2 - Diapositive
Goed of fout geschreven? Als jij de groente snijdt bak ik het vlees.
A
Goed
B
Fout
Slide 3 - Quiz
Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.
= komma tussen twee PV's
Slide 4 - Diapositive
Goed of fout geschreven? Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout
Slide 5 - Quiz
Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
= opsomming
Slide 6 - Diapositive
Goed of fout geschreven? Hé wat ga je doen?
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quiz
Hé, wat ga je doen?
= komma na een uitroep
Slide 8 - Diapositive
Goed of fout geschreven? Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen.
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Mijn broertje wil in de sneeuw spelen, maar ik blijf liever binnen.
= komma voor een verbindingswoord
Slide 10 - Diapositive
Goed of fout geschreven? Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout
Slide 11 - Quiz
Rianne spreekt drie talen: Nederlands, Engels en Duits.
= dubbele punt voor een opsomming
Slide 12 - Diapositive
Goed of fout geschreven? Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
A
Goed
B
Fout
Slide 13 - Quiz
Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
= dubbele punt voor een citaat + aanhalingstekens
Slide 14 - Diapositive
Aanhalingstekens
Directe rede = wat iemand letterlijk zegt = een citaat
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen." "Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman. "Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."
Slide 15 - Diapositive
Denk om de hoofdletters en leestekens!
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.
"Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."
Slide 16 - Diapositive
Verschillende aanhalingstekens
De weerman zei: 'Volgend weekend kunnen we schaatsen.'
'Volgend weekend kunnen we schaatsen', zei de weerman.
'Volgend weekend', zei de weerman, 'kunnen we schaatsen.'
Slide 17 - Diapositive
Geen aanhalingstekens
Indirecte rede = aangeven wat iemand zegt, maar niet letterlijk
De weerman zei dat we volgende weekend kunnen schaatsen.
Slide 18 - Diapositive
Directe rede of indirecte rede? "Ik moet eerst mijn schaatsen laten slijpen", zei m'n moeder.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 19 - Quiz
Directe rede of indirecte rede? Mijn vader vroeg waarom ze dat nog niet gedaan had.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 20 - Quiz
Schrijf nu een zin op met: - twee PV's naast elkaar (denk ook om hoofdletters en punten)
Slide 21 - Question ouverte
Schrijf nu een zin op met: - een dubbele punt erin (denk ook om hoofdletters en punten)
Slide 22 - Question ouverte
Schrijf nu een zin op met: - een citaat erin (denk ook om hoofdletters en punten)
Slide 23 - Question ouverte
In hoeverre kun je nu komma's goed in een zin plaatsen?
😒🙁😐🙂😃
Slide 24 - Sondage
In hoeverre kun je nu een dubbele punt goed plaatsen?
😒🙁😐🙂😃
Slide 25 - Sondage
Ken je het verschil tussen directe en indirecte rede?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
Slide 26 - Quiz
In hoeverre kun je aanhalingstekens juist plaatsen?