Klas 2TH1 - Lesweek 4 - Les 2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Achtung!

Je gaat op je eigen plaats zitten.

Op tafel ligt:

- das Buch

- das Etui / der Stift 

Afspraken 2TH1

- stil zijn wanneer iemand anders aan het woord is.

- respect hebben voor elkaar.

- NIET KLOTEN!

Regels

- Gedraag je fatsoenlijk!

-  Rustig binnenkomen, spullen pakken.

- Liedje afgelopen en ik sta voor het bord dan is het stil en beginnen we.

- Ik geef aan wanneer je je spullen mag inpakken.

die Hausaufgaben

TH Buch	HA Buch
- Seite 20 -> Aufgabe 11 - Verplicht: S. 176 -> Aufgabe 1,2 - Wil je extra oefenen voor de toets, maak dan ook Aufgabe 3, 4, 5 (S. 177)	Seite 20 -> Aufgabe 9 -Verplicht: S. 176 -> Aufgabe 1,2 Wil je extra oefenen voor de toets, maak dan ook Aufgabe 3, 4, 5 (S. 177)

die Hausaufgaben

Lernziele

Was lernt ihr Heute?

- Je kunt het persoonlijke voornaamwoord gebruiken.

- Je kunt het werkwoord “sein” gebruiken.

- Je kunt eenvoudige teksten over jezelf voorstellen begrijpen.

Was macht ihr Heute?

- Instructie toets

- Oefentoets

- Vrije keuze uit:

                         Leren voor de toets

                         Herhalingsopdrachten maken

                         Oefenen met docent (wisbordjes)

- die Stunde beenden

Oefentoets Kapitel 1

Thema ICH

- Handy op stil / smartwatch af -> in je tas.

- Tassen achterin in het lokaal.

- Pak "iets" om te doen als je klaar bent (geen laptop).

- Op je tafel ligt een pen en een kladblaadje (dat krijg je van mij) en verder niets.

Claroread?

Jij mag achterin de klas.

Achtung!

• Als eerste: voor en achternaam, klas en datum noteren op je toets. (Gefeliciteerd: het eerste punt is binnen!)

• Je schrijft met een pen.
• Dyslectieverklaring? Grote  “D” op voorkant toetsblad.
• Past een woord niet in het vakje? Schrijf het woord achter de zin.
  
• Woord verbeteren? Doorkrassen -> goede antwoord erachter schrijven.

Fertig?

• Leg je toets op tafel (voorkant boven).
• Leg ook je kladblaadje op tafel (onder de toets).
• Wanneer ik je toets heb opgehaald, kun je:

1. iets gaan doen.

2. verder gaan met huiswerk van een ander vak.

3. puzzel maken.

En blijf vooral stil: gun klasgenoten ook de rust om hun toets te maken.

• Spieken wordt gemeld bij de toetscommissie.

Achtung

- Onderdeel maken

- Zonder hulp van je buurmens

- 4 minuten per onderdeel (maximaal)

- samen nakijken

- kris / kras 

Hausaufgaben checken

• Huiswerk nakijken.
• Je gebruikt een andere kleur pen.
• Je krijgt een antwoordenboekje.
• Ik loop rond om mee te kijken of het huiswerk af is.
• Klaar? Dan ga je leren voor de toets
• Je hebt 7 minuten de tijd.

Hausaufgaben checken

Was weißt du schon?

Lernliste Niederländisch – Deutsch 

1. einfach 

2. mwah

3 schwer

Du hast die Wahl 

- Je gaat leren voor de toets van morgen.

- Kies wat jij het liefste wilt doen

- Je gaat zelfstandig aan het werk

- Niemand heeft last van jou

- Tijd tot het einde van de les