Donderdag 3 november

• Frans
• Middelbare school
• vmbo k, havo
• Leerjaar 1

Bonjour tout le monde!

• Jassen uit
• Mobieltje in je tas
• Boek op tafel
• Als de timer is afgelopen begint de les.

leerdoel

Je weet hoe de Fransen ontbijten en je kent woorden die daarmee te maken hebben.

Je kunt een gesprek over uit eten gaan begrijpen.

Je kent woorden die te maken hebben met eten en drinken

Les devoirs

manger

la crêpe

le pain

adorer

et

et

je prends une pizza

quoi?

préférer

mais

ex. 5A

Romain

J'ai faim

Tu aimes les pizzas?

Tu es impossible

La carte s'il vous plaît

ex. 5B

1. iets eten

2. slecht

3. prikkelbaar

4. niet

5. hetzelfde

ex. 6

1 + E

2 + B

3 + A

4 + C

5 + D

1. J'adore les chats.

2. J'aime danser

3. Je déteste le chocolat,

4. mais j'adore la glace.

5. Je préfère le café.

ex. 6B

1. le centre-ville want dat heeft niets met eten te maken.

2. détester, want dat is het tegenovergestelde van lekker vinden of dol zijn op.

3. la tomate want dat kun je niet drinken / is geen drankje.

ex. 7

1. La carte, s'il vous plaît.

2. Tu aimes le Nutella?

3. Oui, j'adore le Nutella.

4. Deux cocas et deux crêpes au Nutella.

manger

la crêpe

le pain

adorer

et

et

je prends une pizza

quoi?

préférer

mais

ex. 10 et 11

p. 66/67