Controlevragen par 3: Rechtsstaat

• Maatschappijleer HAVO
• Voortgezet speciaal onderwijs

I. De Nederlandse overheid moet zich houden aan de regels die in de grondwet zijn gesteld.
II. In de grondwet zijn ook sociale grondrechten opgenomen.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I en II zijn beide juist.
3. I is onjuist, II is juist.
4. I en II zijn beide onjuist.

Wat is noodzakelijk in een rechtsstaat?
I. De wetgevende en rechterlijke macht zijn gescheiden.
II. Het legaliteitsbeginsel is van toepassing.
III. Er is een grondwet opgesteld.
IV. De bevolking heeft klassieke grondrechten

1. I, II en III zijn juist.
2. I, III en IV zijn juist.
3. III en IV zijn juist.
4. Alle antwoorden zijn juist.

I. De rechtshandhaving in Nederland wordt beperkt door de rechts-bescherming waarop verdachten en burgers kunnen rekenen.
II. De grondwet beschermt burgers tegen machtsmisbruik van de overheid.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I en II zijn beide juist.
3. I is onjuist, II is juist.
4. I en II zijn beide onjuist.

I. Rechtshandhaving is een taak van de burgers.
II. Rechtsbescherming is een taak van de overheid.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I is onjuist, II is juist.
3. I en II zijn beide juist.
4. I en II zijn beide onjuist.

Als de officier van justitie een zaak seponeert, dan:

1. mag een verdachte thuis wachten op de rechtszaak. .
2. wordt de verdachte door de rechter vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
3. wordt de verdachte niet verder vervolgd
4. sluit de officier van justitie een soort deal met de verdachte.

Welke situatie heeft de meeste kans te worden afgedaan met een strafbeschikking?

1. Een man wordt verdacht van het smokkelen van drugs.
2. Een vrouw heeft vijf cd’s gestolen.
3. Een automobilist heeft na een verkeersovertreding een dodelijk ongeluk veroorzaakt.
4. Twee voetbalsupporters hebben een agent mishandeld.

De officier van justitie heeft onvoldoende bewijs gevonden tegen een inbreker. Hij zal vrijwel zeker:

1. de zaak seponeren.
2. de verdachte vervolgen.
3. een transactie voorstellen.
4. de zaak teruggeven aan de rechter.

I. De officier van justitie mag alleen seponeren als een verdachte onschuldig is.
II. De officier van justitie mag alleen een transactie aanbieden bij een misdrijf.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I en II zijn beide juist.
3. I is onjuist, II is juist
4. I en II zijn beide onjuist.

Staande houden betekent dat de politie:

1. iemand laat stoppen en naar zijn naam en adres vraagt.
2. een verdachte arresteert.
3. een verdachte preventief fouilleert.
4. een verdachte op het politiebureau vasthoudt.

Heb je wel eens een beschikking gehad?

1. Nee, nooit want ik ben heel lief
2. Zeker, Ik heb een kast vol.
3. Dat durf ik niet te bekennen.
4. Dat ga ik jou lekker niet vertellen.