Spelling - hoofdletters

Wanneer gebruik je hoofdletters?
1 / 37
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 1 - Carte mentale

Hoofdletters 
Op de volgende slides zie je de regels m.b.t. hoofdlettergebruik. 

Slide 2 - Diapositive

Aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin, schrijf je een hoofdletter.

Slide 3 - Diapositive

Afgebroken woord
Als een zin begint met een afgebroken woord, schrijf je het eerstvolgende volledige woord met een hoofdletter.

's Avonds liep ik naar huis. 
'k Vind dat niet normaal.  

Slide 4 - Diapositive

Aardrijkskundige namen
Aardrijkskundige namen krijgen een hoofdletter.

Brabant 
Spanje
Maas 
Rijn 

Slide 5 - Diapositive

Namen
Namen worden met een hoofdletter geschreven. 

Familie Dijkhuizen 
Jan 

Slide 6 - Diapositive

Tussenvoegsels in achternamen
Een tussenvoegsel in een achternaam krijgt alleen een hoofdletter als er géén naam of initiaal voor staat. 

Mevrouw Te Brink 
Familie El Idrissi 

Slide 7 - Diapositive

Merknamen
Merknamen worden met een hoofdletter geschreven. 

Coca-Cola
Heineken
Philips

Slide 8 - Diapositive

Feestdagen e.d.
Namen van feestdagen, religieuze dagen en gedenkdagen krijgen een hoofdletter. 

Pasen
Offerfeest 
Kerstmis 
Suikerfeest 

Slide 9 - Diapositive

Titels van boeken en films
Titels van boeken en films krijgen een hoofdletter.

De verfilming van Spijt vond ik ondermaats. 
Bij Nederlands werken we met de methode Nieuw Nederlands. 

Slide 10 - Diapositive

Hemellichamen
Hemellichamen krijgen een hoofdletter.

Pluto
Mars 
Grote Beer 

Slide 11 - Diapositive

Straten
Namen van straten worden met een hoofdletter geschreven. 

Westduinweg 
Vondelstraat 
Tjalie Robinsonduin 

Slide 12 - Diapositive

Historische gebeurtenissen
Historische gebeurtenissen schrijven we met een hoofdletter.

De Tweede Wereldoorlog 
De Koude Oorlog 
Februaristaking 

Slide 13 - Diapositive

Gebouwen
Namen van gebouwen krijgen een hoofdletter.

Het Rijksmuseum 
De Mariakerk 

Slide 14 - Diapositive

Namen van volkeren
Volkeren worden geschreven met een hoofdletter.

Eskimo's
Palestijnen
Nederlander 
Arabier 

Slide 15 - Diapositive

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
pasen
B
Paasen
C
Pasen
D
paasen

Slide 16 - Quiz

Herschrijf de zin en voeg hoofdletters toe:
de eerste wereldoorlog en de franse revolutie zijn allebei historische gebeurtenissen.

Slide 17 - Question ouverte

Kleine letters 
Op de volgende slides vind je de regels m.b.t. het gebruik van kleine letters. 

Slide 18 - Diapositive

Symbool of cijfer 
Als een zin begint met een symbool of cijfer schrijf je het eerstvolgende woord met een kleine letter. 

50 % van de bemanning heeft het koud. 

Slide 19 - Diapositive

Namen van opleidingen
Namen van opleidingen krijgen een kleine letter.

havo 
vmbo 
pabo 
ibs (international business studies) 

Slide 20 - Diapositive

Informele feestdagen
Informele aanduidingen van feestdagen krijgen een kleine letter. 

kerst (maar: Kerstmis) 
paasdag (maar: Pasen) 


Slide 21 - Diapositive

Samenstellingen feestdagen
Een samenstelling die geen feestdag aanduid, wordt met een kleine letter geschreven. 

kerstsfeer
suikerfeestcadeautjes 
halloweenversiering 

Slide 22 - Diapositive

Afleidingen van feestdagen
Een afleiding gemaakt van een feestdag wordt met kleine letter geschreven. 

kerstig
hemelvaartachtig 

Slide 23 - Diapositive

De maanden
In het Nederlands worden de maanden met een kleine letter geschreven. 

augustus
september 

Slide 24 - Diapositive

Tussenvoegsels achternamen
Als er een naam of initiaal voor een achternaam staat, wordt het tussenvoegsel met een kleine letter geschreven. 

Nienke ter Hage
Mevrouw A. van der Sloot 

Slide 25 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
vwo
B
vwO
C
VWO
D
VWo

Slide 26 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
juli
B
Juli
C
julie
D
Julie

Slide 27 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
5% Gaat niet mee..
B
5 Procent gaat niet mee..
C
5 procent gaat niet mee..
D
5% gaat niet mee..

Slide 28 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
paasweekend
B
Paasweekend

Slide 29 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Hemelvaartvakantie
B
Hemelvaartsvakantie
C
hemelvaartvakantie
D
hemelvaartsvakantie

Slide 30 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
T. Ter Broek
B
T. ter Broek
C
T. ter broek
D
t. ter broek

Slide 31 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
IJstijd
B
Ijstijd
C
IJStijd
D
ijstijd

Slide 32 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
noordwesten
B
Noordwesten
C
NoordWesten
D
noord-westen

Slide 33 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Middeleeuwen
B
middeleeuwen
C
Middel Eeuwen
D
middel eeuwen

Slide 34 - Quiz

Met welke theorie moet je nog meer oefenen?

Slide 35 - Question ouverte

Welke theorie heb je al onder de knie?

Slide 36 - Question ouverte

Deze manier van les vond ik:
Leerzaam
Niet leerzaam

Slide 37 - Sondage