Breuken, procenten en kommagetallen
1 / 14
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Dit is 1/2.
Hoeveel % is dit?
Hoeveel % is dit?
A
25%
B
75%
C
50%
D
100%
Slide 3 - Quiz
Inderdaad 50 %. Welk kommagetal hoort hierbij?
A
0,1
B
0,5
C
0,25
D
5,0
Slide 4 - Quiz
Dit is 1/4.
Hoeveel % is dit?
Hoeveel % is dit?
A
75%
B
50%
C
30%
D
25%
Slide 5 - Quiz
Inderdaad 25%.
Welk kommagetal hoort hierbij?
Welk kommagetal hoort hierbij?
A
0,25
B
0,15
C
0,75
D
0,85
Slide 6 - Quiz
Dit is 1/8.
Hoeveel % is dit?
Hoeveel % is dit?
A
20%
B
15,5%
C
12,5%
D
80%
Slide 7 - Quiz
Inderdaad 12,5%
Welk kommagetal hoort hierbij?
Welk kommagetal hoort hierbij?
A
0,80
B
0,20
C
0,25
D
0,125
Slide 8 - Quiz
Dit is 1/3.
Hoeveel % is dit?
Hoeveel % is dit?
A
30%
B
33 1/3%
C
33%
D
35%
Slide 9 - Quiz
Inderdaad 33,33% of 33 1/3%.
Welk kommagetal hoort hierbij?
Welk kommagetal hoort hierbij?
A
0,30
B
0,33
C
0,35
D
0,60
Slide 10 - Quiz
Dit is 1/5.
Hoeveel % is dit?
Hoeveel % is dit?
A
15%
B
50%
C
40%
D
20%
Slide 11 - Quiz
Inderdaad 20%.
Welk kommagetal hoort hierbij?
Welk kommagetal hoort hierbij?
A
0,2
B
0,5
C
0,1
D
0,4
Slide 12 - Quiz
Dit is 1/10.
Hoeveel % is dit?
Hoeveel % is dit?
A
100%
B
10%
C
20%
D
0,01%
Slide 13 - Quiz
Inderdaad 10%.
Welk kommagetal hoort hierbij?
Welk kommagetal hoort hierbij?
A
0,3
B
0,1
C
0,6
D
0,7
