Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Dichtheid
Je leert wat het verschil is tussen lichte en zware stoffen.
Je leert hoe je weet of een stof zinkt, zweeft of drijft.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Wat is dichtheid?
We weten allemaal dat bepaalde stoffen zwaar zijn of licht. Wil je een doos met ijzeren spijkers optillen of een even grote doos met veren?
Slide 4 - Diapositive
Misschien is het jou op gevallen dat in de vraag "een even grote doos" stond.
Wat is zwaarder?
1 kg spijkers of 1 kg veren?
Slide 5 - Diapositive
Dichtheid heeft dus niets te maken met
massa of volume
maar met
massa en volume
Slide 6 - Diapositive
Dichtheid berekenen
Om de dichtheid van een stof te berekenen,
moeten we de
massa delen door het volume.
ρ=Vm
Dichtheid=VolumeMassa
Eenheid=(cm)3g
Slide 7 - Diapositive
Eenheid omrekenen
m3kg
(cm)3g
(:1000)
(*1000)
(cm)3g
m3kg
Slide 8 - Diapositive
Om de dichtheid te berekenen, moet ik de massa keer het volume doen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Dichtheid wordt aangegeven met de letter Hoe spreek ik dit uit?
ρ
A
P
B
R
C
Rho
D
Pi
Slide 10 - Quiz
Moeilijke vraag! Water heeft een dichtheid van 1 g/ Je hebt 1 kubieke meter water. Wat is de massa?
cm3
A
1 g
B
100 g
C
1000kg
D
1000 g
Slide 11 - Quiz
Bereken de dichtheid van een korrel goud die 38 gram weegt en een volume heeft van 2 cm3
A
78 g/cm3
B
19 g/cm3
C
0,05 g/cm3
D
Geen idee
Slide 12 - Quiz
Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent
Slide 13 - Quiz
Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent
Slide 14 - Quiz
Bereken het Volume van het blokje. Let op de eenheid
Slide 15 - Question ouverte
Bereken de dichtheid van het blokje. Gebruik de Binas
Slide 16 - Question ouverte
Hoe reken ik met formules?
Ombouwen
Invullen van juiste gegevens
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Slide 19 - Vidéo
Formule
Ingevuld
Een steen weegt 24,3 g en heeft een volume heeft van 9,0 cm3
Wat is de dichtheid?
Slide 20 - Diapositive
Wat als je de massa wil berekenen?
Slide 21 - Diapositive
Truc: gebruik een eenvoudige som die klopt!
Plak de som in de formule
Slide 22 - Diapositive
Plaats de te bereken variabele voor het
=-teken en maak de som kloppend
Vul de andere variabele op de juiste plaats in
Slide 23 - Diapositive
De bouwmarkt verkoopt vurenhout. Je wil er een stoel van maken die stevig en toch licht is. Zoek de dichtheid van vurenhout op in de Binas. Schrijf het antwoord in je schrift.
A
ρ = 0,58 g/cm3
B
ρ = 2,70 g/cm3
C
ρ = 0,58 cm3
D
ρ = 0,78 g/cm3
Slide 24 - Quiz
Bereken de massa van een blok vurenhout dat een volume heeft van 2 dm3
A
3,44 g
B
0,29 g
C
1,16 cm3
D
1160 g
Slide 25 - Quiz
Je zaagt het stuk hout in 3 stukken. Wat kan je nu zeggen over de dichtheid van de 3 stukken
A
De dichtheid van de stukken hangt af van de lengte van elk stuk
B
De dichtheid van alle drie de stukken is hetzelfde
C
De dichtheid per stuk is kleiner geworden
D
Geen idee
Slide 26 - Quiz
Maak in je schrift
Noem in de volgende opgave steeds de naam van iedere stap.
In een bekerglas zit 100 cm3 spiritus met een dichtheid van ? g/cm3. Bereken de massa.
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule (Binas)
4. Berekening
5. Antwoord + eenheid
1
Slide 27 - Diapositive
Dichtheid
Stoffen hebben een verschillende dichtheid. Hoe lager de dichtheid, hoe makkelijker iets blijft "drijven".
Links een glas met veel stoffen met een verschillende dichtheid.
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Diapositive
De dichtheid van de sleutel is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee
Slide 33 - Quiz
De dichtheid van de zeep is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee
Slide 34 - Quiz
De dichtheid van de vis is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee
Slide 35 - Quiz
De dichtheid van water is 1,0 kg/dm3. Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 kg/dm3
B
dichtheid steen is
0,95 kg/dm3
C
dichtheid beton is
2,3 kg/dm3
D
dichtheid goud is
19,3 kg/dm3
Slide 36 - Quiz
Karin kookt pasta. Ze doet een beetje olijfolie bij het water en ziet dit drijven bovenop het water. Heeft de olie een hogere, of lagere dichtheid dan water?
A
Hoger
B
Lager
Slide 37 - Quiz
Waarom blijf jij drijven in water?
Slide 38 - Question ouverte
Waarom stijgt een luchtballon als je de lucht verwarmd?
Slide 39 - Question ouverte
Slide 40 - Vidéo
Als een voorwerp drijft op water is de dichtheid van het voorwerp...de dichtheid van water.
A
groter dan
B
gelijk aan
C
kleiner dan
D
weet ik niet
Slide 41 - Quiz
De dichtheid van water is .... die van ijs
A
groter dan
B
gelijk aan
C
kleiner dan
D
weet ik niet
Slide 42 - Quiz
Als een voorwerp zweeft in water is de dichtheid van het voorwerp...
A
groter
B
gelijk
C
kleiner
D
weet ik niet
Slide 43 - Quiz
Herhaling
Het volgende filmpje herhaalt de stofeigenschappen en voegt dichtheid daarbij aan toe.........