Week 7 Unit 1 Jaar 2 23-24

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Agenda
Kijken naar de structuur van verhalen

Tweede uur:
Boek lezen

Slide 2 - Diapositive

Module 1 - MYP2 
Statement of inquiry 

When beauty is created with style, purpose, and structure the reflection of reality may be enhanced.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen unit 1


Leren, inzien en herkennen dat er schoonheid gevonden kan worden in de realiteit doordat een schrijver een bepaalde invalshoek (doel), stijl of structuur toepast. Het verhaal kan mooier zijn dan de realiteit. 
  

Slide 4 - Diapositive

Begrippen uit deze les
Key Concept = 
schoonheid
Related Concepts = 
doel 
structuur 
stijl
Global Concept = Persoonlijke en culturele expressie

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen Ned
Je leert over stijl- en structuurkenmerken in literaire fictie en hoe een schrijver de werkelijkheid manipuleert. 
Je zoekt bronnen over de werkelijke gebeurtenis waarop een verhaal is gebaseerd. 
Je weegt de bronnen en vergelijkt deze met een fictief werk.  
Je gebruikt correcte spelling en leestekens.

Slide 6 - Diapositive

Waar denk je aan bij structuur in verhalen?

Slide 7 - Carte mentale

3 delen
Elk verhaal heeft een begin, een midden en een eind.

Opdracht: Denk aan jouw verhaal en noteer de beginsituatie, het midden en het einde.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht
Elk verhaal heeft een begin, een midden en een eind.

Denk aan jouw verhaal en noteer de beginsituatie, het midden en het einde.

Slide 9 - Diapositive

Verhaalstructuur
Aristoteles (384-322 v.Chr.), een bekende Griekse 'denker', bedacht hoe een goed verhaal eruit moest zien.


1. Inleiding  je leert de hoofdperso(o)n(en) kennen en weet  waar en wanneer het verhaal zich afspeelt. De hoofdpersoon wil iets.

2 De motorische gebeurtenis  het conflict wordt ineens duidelijk.. 

3. In de ontwikkeling wordt het conflict steeds groter. 

4. De climax of ontknoping, waarin we gaan zien wie er aan het langste eind trekt.

5.  De afwikkeling zien we wat het effect op de personages is na de ontknoping in de climax. Bij een zwaar onderwerp moet dit laatste deel leiden tot 'catharsis' (letterlijk: reiniging), waardoor je als lezer/kijker niet te veel blijft lijden onder het heftige verhaal.

Slide 10 - Diapositive

Verhaal in een zin
Op een bepaalde plaats en een bepaald tijdstip, ondergaat het leven van een protagonist (degene om wie het verhaal draait) een verandering waardoor hij/zij met een probleem geconfronteerd wordt dat hij graag wenst op te lossen.

Slide 11 - Diapositive

Roodkapje 

Plaats: in het bos
Tijd: naar keuze
Protagonist: Roodkapje
Verandering: de wolf stuurt haar van het veilige pad af
Probleem: de wolf heeft grootmoeder en Roodkapje opgegeten
Wens: Roodkapje wil samen met haar grootmoeder uit de buik van de wolf
Oplossing: de jager bevrijdt Roodkapje en grootmoeder

Slide 12 - Diapositive

Nu jij

Plaats: 
Tijd: 
Hoofdpersoon: 
Verandering: 
Probleem: 
Wens: 
Oplossing: 


Noteer dit voor jouw verhaal

Slide 13 - Diapositive

Roodkapje 

Inleiding
Roodkapje krijgt een mandje met lekkers mee van haar moeder om naar haar zieke grootmoeder te brengen. Moeder waarschuwt  om op het pad te blijven.

Motorisch moment
Roodkapje ontmoet de wolf, die zegt: buiten de bekende paden zijn nog veel meer mooie bloemen. Roodkapje gaat dieper het bos in en de wolf gaat naar het huisje van grootmoeder.


Slide 14 - Diapositive

Roodkapje 

Verwikkeling
De wolf misleidt grootmoeder door te doen alsof hij Roodkapje is. Hij eet grootmoeder op.

Ontknoping
De wolf misleidt Roodkapje door te doen alsof hij grootmoeder is en eet ook haar op.

Afwikkeling: De jager haalt grootmoeder en Roodkapje uit de buik van de wolf en gooit de wolf met stenen in zijn buik in het water.

Slide 15 - Diapositive

De spanningsboog

Slide 16 - Diapositive

Vragen
Denk terug aan de gebeurtenis waarop jouw verhaal is gebaseerd.
Op welke manier wordt het verhaal in het boek spannender gemaakt? 
Op welk moment wil je heel graag weten hoe het afloopt?
Wat zou in het echt anders zijn gegaan?
Maakt de schrijver het verhaal ook mooier?

Slide 17 - Diapositive

Plot van een verhaal
De plot van een verhaal =  de verhaallijn
Denk aan de rode draad door het verhaal.

Je kunt varieren in het plot door middel van:
- Plotwending                                         -  Flashbacks
- Cliffhanger                                            -  Flashforwards
-  Springen tussen verhaallijnen

Slide 18 - Diapositive

Plotwendingen
De schrijver zet de lezer 'op het verkeerde spoor'. De lezer denkt te weten hoe het verhaal afloopt, maar het blijkt dan ineens anders te gaan.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Cliffhanger
Omschrijf in je eigen woorden:
  • Soorten cliffhangers 
  • Waarom gebruik je een cliffhanger?
1. Onverwachte onthulling (plotwending)
2. Onopgelost conflict
3. Onbeantwoorde vraag
4. Dreigende gebeurtenis

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

In medias res
Het verhaal begint met de belangstijkste actie.

Slide 23 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een echte gebeurtenis in jouw verhaal.

Slide 24 - Question ouverte

Vragen
Denk terug aan de gebeurtenis waarop jouw verhaal is gebaseerd.
Op welke manier wordt het plot in het boek verteld?
Op welk moment wil je heel graag weten hoe het afloopt?
Wat zou in het echt anders zijn gegaan?
Maakt de schrijver het verhaal ook mooier?

Slide 25 - Diapositive

Vertelperspectief: wie vertelt het verhaal en hoe beïnvloedt dit jouw beleving?

Slide 26 - Question ouverte

Perspectief en vertelsituaties
  • ik-vertelperspectief
  • hij/zij-vertelperspectief
  • alwetend perspectief
  • meervoudig perspectief

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

In Toddle (straks): 


You will have to read a book based on a true story, have research on what real-life event the story was based, and you will have analysed the story with regards to style, structure and purpose. 

Slide 29 - Diapositive

Groepjes van twee
Zoek uit wat er is gebeurd met Marianne Vaatstra
Maak één of twee powerpoint slides: 
- wie was zij?
- wat is er met haar gebeurd? 
- wie was de dader? 
- welke 'bron' heb je gebruikt? 
timer
15:00

Slide 30 - Diapositive

Morgen heb je je boek mee naar de les

Slide 31 - Diapositive

Numo 
Waar gebleven? 

Slide 32 - Diapositive

Morgen met 
mevrouw Willemse 

Slide 33 - Diapositive

Lekker lezen

Slide 34 - Diapositive