les 1 + 2 ; kennismaking werkwoordspelling + pv tt

1 / 31
suivant
Slide 1: Vidéo

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Opdracht: 

Noteer zoveel mogelijk werkwoorden die je hoort in dit liedje. Dit mag in je notities of via Word.

Daarna vullen ze het format in wat in Teams staat waarbij ze het werkwoord moeten noteren en aangeven of het een sterk of zwak werkwoord is.

Als een woord meerdere keren voorkomt, hoeven ze het maar 1x te noteren.
werkwoorden
Luister naar onderstaand fragment en noteer alle werkwoorden die je hoort. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een werkwoord?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke soorten werkwoorden ken je?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoordspelling

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordsoorten - werkwoorden
Er zijn vier soorten werkwoorden

1) Persoonsvorm - geeft aan welke vorm het onderwerp heeft. Een zin heeft altijd een PV
2) Infinitief (hele werkwoord)
3) Voltooid deelwoord - geeft aan dat iets al is gebeurd.
4) Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Infinitief
Voltooid deelwoord
Voltooid (deelwoord) bijvoeglijk gebruikt
Persoons-
vorm
Dit heeft een zin altijd!
Dit is het hele werkwoord
Geeft aan dat iets al is gebeurd.
werkwoord dat als is gebeurd, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht
noteer nu achter alle werkwoorden van het fragment, om welk soort werkwoord het gaat.
- persoonsvorm
- voltooid deelwoord
- infinitief
- voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Persoonsvorm
De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord dat wordt bepaald door het onderwerp van de zin.

Een zin heeft altijd een persoonsvorm!

Je kunt de persoonsvorm op 3 manieren vinden:
  1. Tijdsproef
  2. Getalsproef
  3. Zin vragend maken

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Persoonsvorm
Tijdsproef: Verander de zin van tijd
Hij loopt vandaag naar school - Hij liep vandaag naar school

Getalsproef: Verander in de zin meervoud/enkelvoud
Hij loopt vandaag naar school - Wij lopen vandaag naar school

Zin vragend maken: Verander de zin in een vraagzin
Hij loopt vandaag naar school - Loopt hij vandaag naar school?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DRIE VRAGEN
4 vragen over de persoonsvorm

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke 3 manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Zij gaat morgen met de fiets naar school.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Morgen moeten de jongens na school werken.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Heeft de docent dit goed uitgelegd?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonsvorm
Tegenwoordige tijd

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Denk je erom dat je die brief voor 15 februari ...(beantwoorden)
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoorden
D
beantwoordt

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

(Rijden).... je morgen met mee naar Amsterdam?
A
Rijdt
B
Rijd
C
Rijt
D
Rijden

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De lucht (worden) helemaal zwart; volgens mij komt er onweer.
A
worden
B
wort
C
wordt
D
word

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hier vandaag (gebeuren), is hier nooit eerder gebeurd.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeuren
D
gebeuren

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan niet begrijpen waarom ik maar geen nieuwe baan (vinden)
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vinden

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Terwijl ik de aardappels schil, (snijden) de chef-kok dunne reepjes courgette.
A
snijd
B
snijdt
C
snijt
D
snijden

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Autocorrectie

Vergeet niet:
autocorrectie ziet veel maar herkent (nog) niet de juiste persoonsvorm.

'Vindt je' vindt autocorrectie dus niet verkeerd.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de persoonsvorm goed op:


Misschien ... (vinden, tt) je dit poloshirt sportiever dan die van André.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de persoonsvorm goed op:

Jasper ... (wielrennen, tt) liever dan dat hij voetbalt.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

werkwoordspelling
hij bedient
of
hij bediend

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

werkwoordspelling
(worden,tt) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werwoordspelling
... (vinden, tt) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf op:
lopen:
stam = ……
ik-vorm = …..

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verhuizen
stam = …..
ik-vorm = …..

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf op:
beloven
stam = …..
ik-vorm = …..

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions