Past Continuous (uitleg - crash film - vragen)

Past continuous
Past Continuous / Past Simple

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Past continuous
Past Continuous / Past Simple

Slide 1 - Diapositive

Doel ...
Ik herken de verleden tijd. Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. Ik weet wanneer iets een momentopname was of wanneer iets langer heeft geduurd in het verleden.
Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple moet toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Past continuous
Hoe maak je die?
She was walking to school, when her phone rang.
I was drinking some tea, when my husband was working.
What were you thinking of (when I interupted you)?

Dus de regel is: .................................


Slide 3 - Diapositive

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 4 - Diapositive

Past Continuous

Slide 5 - Diapositive

Past Continous en Past Simple
Past Continuous = aan de gang in het verleden (waren aan het..., zaten te...)




Past Simple = iets gebeurde op een bepaald moment in het verleden

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Past simple or Past continuous?

I was having a shower yesterday.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 8 - Quiz

Was Andrew playing computer games?
A
Past Continuous
B
Simple Past

Slide 9 - Quiz

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 10 - Quiz

Dus....hoe maak je de past continuous?

Slide 11 - Question ouverte

Bij welke personen gebruik je 'was' en bij welke personen gebruik je 'were'?

Slide 12 - Question ouverte

Dus......wanneer gebruik je de past continuous

Slide 13 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de past simple (verleden tijd)?

Slide 14 - Question ouverte

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 15 - Quiz

Last year I _____
(visit) Paris and Rome.
A
was visiting
B
visited
C
were visiting
D
visitted

Slide 16 - Quiz

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 17 - Quiz

Doel ...
Ik herken de verleden tijd. Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. Ik weet wanneer iets een momentopname was of wanneer iets langer heeft geduurd in het verleden.
Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple moet toepassen.

Slide 18 - Diapositive

Ik weet het verschil tussen de past simple en past continuous en kan deze vorm maken en toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 19 - Quiz