2022_week37_2ha5_les2_Quiz zwakke werkwoorden en lidwoorden

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche ohne tohn
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met de opdracht die op het bord staat.
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche ohne tohn
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met de opdracht die op het bord staat.

Slide 1 - Diapositive

Machen: Aufgabe 7, Seite 18 Sätze 7-11
  1. Lees de tekst Sport-Highlights in München
  2. Maak opdracht 7 zinnen 7-11. Noteer welke zin bij welke highlight past (A,B,C,D) één zin past bij geen.
  3. Niet praten en geen vragen stellen.
  4. Klaar: Schrijf de woordjes van Lektion 1, blz. 50 in je schrift.
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Was machen wir heute?
  • Leseaufgabe
  • AB kontrollieren
  • Wiederholung lidwoorden
  • Quiz zwakke werkwoorden en lidwoorden
  • An die Arbeit

Slide 3 - Diapositive

Lernziel
  1. Aan het einde van de les kan je benoemen wanneer je het lidwoord der/die/das gebruikt en ein/eine

Slide 4 - Diapositive

Bepaald lidwoord -de en -het
Bepaald lidwoord mannelijk (m)   Bepaald lidwoord vrouwelijk (v)

Slide 5 - Diapositive

Bepaald lidwoord
Bepaald lidwoord onzijdig (o)
Let dus goed op bij het woord Mädchen. Dit is wel een vrouw, maar het eindigt op -chen en is dus een verkleinwoord.

Slide 6 - Diapositive

Het onbepaald lidwoord -een

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

De stam van een werkwoord in het Duits is?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en

Slide 10 - Quiz

timer
2:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
st
t
en
t
en
e

Slide 11 - Question de remorquage

Welke uitgang krijgt -du als de stam van het werkwoord op een s-klank eindigt?
st
t
en
e

Slide 12 - Sondage

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord spielen in de volgende zin:

Ich .................... fußball.
A
spiel
B
spielt
C
spiele
D
spielen

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord suchen in de volgende zin:

Ihr ..........................einen Supermarkt.
A
suche
B
sucht
C
suchen
D
such

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord heißen in de volgende zin:

Meine Schwester ist lieb und sie ...................... Lisa.

A
heißt
B
heiße
C
heißen
D
heiß

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord küssen in de volgende zin:

Julia ................................ Romeo.

A
küsse
B
küssen
C
küss
D
küsst

Slide 16 - Quiz

Voor welk woord gebruik je het bepaald lidwoord der?
A
Katze
B
Mann
C
Haus
D
Kind

Slide 17 - Quiz

Voor welk woord gebruik je het bepaald lidwoord die?
A
Frau
B
Brief
C
Pferd
D
Buch

Slide 18 - Quiz

Voor welk woord gebruik je het bepaalde lidwoord das?
A
Katze
B
Lehrer
C
Haus
D
Stier

Slide 19 - Quiz

Welk bepaald lidwoord krijgt het woord Mädchen?
A
der
B
die (ev)
C
die (mv)
D
das

Slide 20 - Quiz

Welk woord heeft als onbepaald lidwoord eine?
A
Kind
B
Frau
C
Haus
D
Mann

Slide 21 - Quiz

Welk woord krijgt het onbepaalde lidwoord ein?
A
Junge
B
Katze
C
Lehrerin
D
Mutter

Slide 22 - Quiz

Welk lidwoord krijgt het meervoud in het Duits?

Slide 23 - Question ouverte

______ Sommer ist mein Lieblingssaison.
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

_____ Buch ist sehr spannend.
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

........Freundschaft dauert schon viele Jahre.
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

..........Sonntag ist mein Lieblingstag.
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

Nur ...........Möglichkeit?! Das ist nicht viel.
A
ein
B
eine
C
eines

Slide 28 - Quiz

An die Arbeit
Machen: Na klar online->Kapitel 1->versterk jezelf





Wie? De eerste 10 minuten niet praten, daarna fluisterend overleggen. Als je een vraag hebt dan steek je een vinger op.

Fertig? Schrijf de woordjes van Lektion 1, blz. 50 herhaaldelijk op in je schrift.
timer
5:00

Slide 29 - Diapositive

Hausaufgaben
Na klar online->Kapitel 1->versterk jezelf

Slide 30 - Diapositive

Lernziel
Kan je benoemen wanneer je het lidwoord der/die/das gebruikt en ein/eine?

Slide 31 - Diapositive

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 32 - Diapositive

Tschüss 😁
Tschüss und bis Morgen!!

Slide 33 - Diapositive

Termine 2ha5
1.  We luisteren naar elkaar en zijn stil als een ander aan het woord is.
2. Hand opsteken en opschrijven als je een vraag niet wilt vergeten.
3. Zoveel mogelijk opdrachten tijdens de les maken.
4. Ook samenwerkingsopdrachten.
5. Goede voorbereiding op de toetsen.
6. Pas inpakken als de docent dat aangeeft.
7. Blijf zitten totdat de bel gaat.

Slide 34 - Diapositive