Le futur

Le futur
de toekomende tijd 
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Le futur
de toekomende tijd 

Slide 1 - Diapositive

Le futur 
Pendant les vacances d'hiver je passerai une semaine à Paris. 
Tijdens de herfstvakantie zal ik een week in Parijs doorbrengen.

  • le futur geeft aan wat er in de toekomst gaat gebeuren

Slide 2 - Diapositive

Le futur
Het maken van de futur is niet heel moeilijk :) 

  • hele werkwoord + uitgang

Slide 3 - Diapositive

je passerai 
tu passeras
il passera
elle passera
on passera

nous passerons
vous passerez

ils passeront, elles passeront
ik zal doorbrengen
jij zult doorbrengen
hij zal doorbrengen
zij zal doorbrengen
men zal doorbrengen/wij zullen doorbrengen
wij zullen doorbrengen
jullie zullen doorbrengen, u zult doorbrengen
zij zullen doorbrengen

Slide 4 - Diapositive

Le futur
Maar er is wel een uitzondering.

  • wanneer het werkwoord op een -e eindigt, vervalt die -e

  • Bijvoorbeeld:
    prendre (nemen)             je prendrai, tu prendras, il prendra,                                                         etc.

Slide 5 - Diapositive

Le futur
Onregelmatige w.w. hebben ook vaak een onregelmatige futur:
  • avoir            j'aurai, tu auras, il aura, etc.           ik zal hebben
  • être              je serai, tu seras, il sera, etc.         ik zal zijn
  • aller             j'irai, tu iras, il ira, etc.                        ik zal gaan
  • faire            je ferai, tu feras, il fera, etc.             ik zal maken
  • pouvoir      je pourrai, tu pourras, il pourra     ik zal kunnen
  • vouloir       je voudrai, tu voudras, il voudr   ik zal willen  

Slide 6 - Diapositive

Le futur
De questions?

Slide 7 - Diapositive

Le futur

Zet de volgende zin in de futur. 
Pendant les vacances d'hiver...
1. Je joue des jeux vidéo.


Slide 8 - Diapositive

Le futur

Zet de volgende zinnen in de futur. 
Pendant les vacances d'hiver...
3. Elle part en vacances en France.

4. Nous prenons le train de Lyon à Paris. 

Slide 9 - Diapositive

Le futur
Des questions? 

Slide 10 - Diapositive